6
in Mehtila, het nieuwe hoofdkwartier der 38 brigade, aangekomen,
marcheerde ik nog op 23 en 24 Maart heen en weer naar Yindaw,
om deze Britsche versterking te bezichtigen en marcheerde op 26
Maart naar Myingyan, waar ik op den 28™ aankwam en den 31en aan
boord der Momein embarkeerde, om mijne opwachting te gaan maken
bij Generaal-Majoor Sir G. White te Mandalay, die mij reeds eene uit-
noodiging had doen toekomen. Tot 5 April was ik gast van Gene
raal White en op dien dag embarkeerde ik, ingevolge eene invitatie
van Luitenant-Generaal Sir Charles Arbuthnot, aan boord van den
stoomer, waarmede Zijne Excellentie naar Bhamo vertrok, om de
garnizoenen aan de Boven-Irrawaddy te bezichtigen. Te Bhamo ziek
geworden, keerde ik met denzelfden stoomer op 13 April terug, werd
den 18™ te Mandalay overgescheept op het stoomschip, dat den vol
genden dag naar Prome vertrok, en reisde van hier den 21™ per trein
naar Rangoon, alwaar ik den 22™ in het hospitaal aankwam.
Daar ik op advies van den geneesheer, die mij behandelde, Burma
ten spoedigste moest verlaten, was mijn voornemen met de eerste gelegen
heid naar Batavia terug te keeren, toen de ontvangst van den brief
van den Commandant van het Leger dd. 2 April 1887, II8 Afdeeling,
le Bureau, N°. 5, waarbij mij werd opgedragen in Vóór-Indië mijne
opwachting bij den Onderkoning en den Legerbevelhebber te gaan
maken, in dat voornemen verandering bracht. Spoedig vertrek uit
Burma bleef noodzakelijk, maar de reis naar de koele bergstreken van
Yóór-Indië was juist zeer gewenscht. Op 30 April volgde ik derhalve
mjjne nieuwe bestemming.
Op 3 Mei kwam ik te Calcutta aan en vertrok op den 7™ per
trein naar Umballa, waar ik den 10™ 's avonds arriveerde en den
volgenden dag mijne opwachting maakte bij den waarnemenden com
mandant aldaar, Kolonel A. P. Palmer, die in 1876 en 1877 ge-
ruimen tijd aan de troepenmacht in Atjeh is toegevoegd geweest.
Den 12™ reisde ik verder naar Simla en gaf hier den 14™ kennis
van mijne komst aan de Militaire Secretarissen van den Onderkoning
en den Legerbevelhebber van Britsch-Indië, met verzoek mijne
opwachting bij deze hooge autoriteiten te mogen maken. Ik
werd door den Onderkoning den 17™ ontvangen en gebruikte
de lunch met Zijne Excellentie, terwijl Zijne Excellentie