225
van het officierskorps zijn dergelijke oefeningen zeker in hooge mate
dienstig; maar de omstandigheden, waarin het leger na 1872 ver
keerde, lieten naar het oordeel van het legerbestuur niet toe dat ze
gehouden werden.
In April jl. gaf de legercommandant te kennen, dat hij in den loop
van 1887, ook gelet op de eerst onlangs bevolen invoering van de
nieuwe exercitiereglementen, het houden van manoeuvres evenmin uit
voerbaar achtte als in de voorafgegane jaren. „Men mag echter"
zoo ging hij voort „met het oog op het toegestane overcompleet
bij de infanterie, en wanneer niet andermaal niet te voorziene ge
beurtenissen alle berekening doen falen, verwachten, dat dit wapen
in het volgend jaar onder zoodanige omstandigheden zal verkeeren, dat
alsdan uit een militair oogpunt tegen het houden dier manoeuvres
geen enkel overwegend bezwaar zal bestaan."
De legercommandant dringt daarom aan op het doen houden der
manoeuvres in het aanstaande jaar. Hij acht die noodig in het belang
der slagvaardigheid van het leger. Volgens een uitgewerkt plan van
den commandant in de 2e militaire afdeeling op Java zouden aan de
te houden oefeningen 4 veldbataljons, 1 eskadron cavalerie en 1 batterij
artillerie benevens 1 compagnie geniesoldaten, allen reeds in Midden-
Java gelegerd, deel kunnen nemen, ter gezamenlijke sterkte van 8 op-
per- en hoofdofficieren, 97 subalterne officieren en 2800 man met
230 paarden.
Het voornemen bestaat deze troepenmacht in de residentie Kadoe
samen te trekken. De oefeningen, die in het geheel omstreeks 14
dagen zouden duren, zullen voor tijdelijk logies, transportkosten,
drinkwater, toelagen aan officieren voor extra-uitgaven, extra-kosten
van voeding, koeliediensten en dergelijke een bedrag van ongeveer
f 30000 kosten. In onderafdeeling 108c is deze som voor het
aangeduide doeleinde uitgetrokken.
Tijdelijke uitbreiding van de leg er formatie. Evenals ten vo-
rigen jare is voor tijdelijke uitbreiding der legerformatie een
afzonderlijke post uitgetrokken, ditmaal ten bedrage van f 700000,
d. i. de som benoodigd voor soldijvoeding en kleeding van
ruim 3000 man, Amboineezen en Inlanders. De 2750 man, thans
blijkens blz. 20 van het Koloniaal Verslag van 1887 boven de