234
nuttelooze opofferingen te vermijden, die een gevolg waren van de
verspreide ligging onzer sterktenom onze bezetting, met aan
zienlijke vermindering van hare getalsterkte, zóó te legeren dat aan
onze vijanden de gelegenheid werd beuomen om gemakkelijke voor-
deelen op onze troepen te behalen, en daarmede ook de aanlei
ding om steeds te blijven gelooven aan de mogelijkheid om ons
het land te doen ruimen. De verkregen uitkomsten kunnen tot
tevredenheid stemmen. Niettegenstaande de slagen, door de beri-beri
aan ons leger toegebracht, is onze stelling in Atjeh ongerept geble
ven, hetgeen waarschijnlijk niet het geval zou zijn geweest, wanneer
de concentratie niet ware tot stand gebracht.
De veiligheid van onze troepen is in dier voege verzekerd, dat de
vijand nooit meer eenig wezenlijk succes behaalt op zijne pogingen om ons
afbreuk te doen. Nog wordeu steeds zulke pogingen aangewend, nog
is het verzet niet opgegevenmaar er was ook geen reden om te
denken dat dit spoedig geschieden zou. De onderwerping van de nog
vijandig gezinden is eene quaestie van tijd, en wij zijn nu veel
beter dan vóór de concentratie in staat om haar geduldig af te
wachten. Zij zou ongetwijfeld vertraagd worden, wanneer wij, door
onze tegenwoordige stelling niet te blijven handhaven, blijk gaven
van onvastheid van inzichten of gemis aan zelfvertrouwen, en de
ondergeteekende zou het dan ook hoogst onraadzaam achten die
stelling voor een meer beperkte prijs te geven. Alles wat betreft
de instelling van een door de bevolking geëerbiedigd en jegens Neder
land niet vijandig gezag zal te zeer van omstandigheden afhangen dan
dat dienaangaande thans eenig plan kan worden vastgesteld."
Omtrent de kosten van den Atjeh-oorlog wordt gezegd dat die
alleen te beantwoorden is voor zooveel betreft de uitgaven, die ge
daan zijn in 1873 en 1874 ten laste van den post voor „expedition
„en troepen te velde" en in 1875 t/m 1881 ten laste van den post
kosten van de bezetting van Atjeh", welke uitgaven totaal hebben
bedragen f 98787274,09. Op de begrootingen na 1881 komen
de uitgaven voor de bezetting van Atjeh niet meer afgescheiden
voor.
Aan deze opgave heeft men dus niet veel. Men leert er alleen
uit, dat de kosten meer dan 100 millioen bedragen, iets wat men te