229
men toen hier niets weten wilde op grond van het incompleet,
alsot niet juist, naarmate het aantal soldaten minder is, de nadruk
te meer moest vallen op uitmuntende oefening! Ik wist, dat de
Indische leger-autoriteiten eenstemmig eene schietschool voor de in
fanterie „noodig als brood" dat was de uitdrukking van een hunner
achtten; maar tot dusver was alle aandrang te vergeefs. (1) Van
het oogenblik af dat ik hier zitting nam, nu 3 jaren geleden, heb
ik telkens, als de gelegenheid zich daarvoor aanbood, op de vervulling
dier inderdaad dringende behoefte aangedrongen, en ook van de
zinsnede, te dezer zake thans in het Vooi'loopig Verslag voorkomende,
kan ik mij zeiven het vaderschap niet ontzeggen, Gij zult dus kunnen
begrijpen, Mijnheer de Voorzitter, dat ik inderdaad verheugd ben,
dat de Minister eindelijk geueigd is, in die behoefte te voorzien, en
ik vertrouw dat de Kamer hare goedkeuring aan het voorstel der
Regeering niet zal weigeren.
„Ik wensch nog, tot mijn groot genoegen, eene zaak te constateeren
die met den toestand van het Indische leger in verband staat. De
Minister heeft, zeer terecht, gewezen op den hoogst nadeeligen
invloed, uitgeoefend door van zeer verschillende zijden telkerSs in
omloop gebrachte en onder alle deelen der bevolking verspreide, ge
heel onjuiste voorstellingen betreffende den toestand en de stemming
der Europeanen in het Indische leger. Ik betreur die onjuiste voor
stellingen zeer, niet alleen omdat zij de verbetering onzer krijgstucht
in de koloniën tegenhouden, maar ook omdat daardoor vele jonge
mannen, die inderdaad hier een harden strijd om het bestaan te
voeren hebben, daardoor worden teruggehouden om hunne positie
voor het tegenwoordige en vooral voor de toekomst belangrijk te
verbeteren. Wanneer alle overdrijving, ten goede of ten kwade, ver
meden werd; wanneer de bedoelde jonge mannen naar waarheid
werden ingelicht omtrent hetgeen hun in Indië bij dienstneming bij
het leger wacht dan zouden wij bij dat leger geen gebrek hebben
aan Nederlandsche soldaten van goed gedrag
„Onze soldaten in Indië hebben het niet slecht; zij zijn tevreden
met hun lot en stellen de zorg, welke hunne chefs in de verschillen-
(1) Van de legerautoriteiten, die de schietschool zoo broodnoodig achtten, is die
aandrang echter blijkbaar niet gekomen, althans niet in de laatste zeven jaar.