13 veelal tot jarenlange deportatie naar de Andaman- eilanden veroordeeld. Prijzen werden op de uitlevering der bendehoofden, dood of levend, gesteld, van 100 Rs. voor de gewone Bolis (aanvoerders) tot 5000 lts. op sommige rüaooii-hoofden van vorstelijken bloede; die prijzen werden ook aan de troepenafdeelingen uitbetaald, welke hoofden doodden of gevangen namen. De bevolking, waar zij met de da co its heulde, werd geheel ontwapend en meermalen gestraft met stokslagen en somtijds met plundering of het verbranden der dorpendit laatste werd door velen althans als regel afgekeurd, vooral ook omdat marcheerende troepen hierdoor somtijds genoodzaakt werden, onder den blooten hemel te overnachten. Met klem werd van de inwoners geëischt, aan de troepen alle noodige inlichtingen omtrent dacoits te verstrekken voldeed zij hieraan, dan werd ook met ruime hand beloond en ik heb meermalen 100 en zelfs 200 Rs. zien uitkeeren voor het met succes geleiden van troepen naar schuilplaatsen van bendenaan gidsen was dan ook geen gebrek. Zoo noodig werden gidsen en somtijds ook koelies in de dorpen geprest, levensmiddelen en voer tuigen tegen een bepaalden prijs gerequireerd en in verlaten dorpen in beslag genomen, woningen tot huisvesting van marcheerende troepen gebezigd zonder uitkeering van schadevergoeding aan de bewoners. Tegenover dezen druk op de bevolking stond echter de daadwerkelijke bescherming, welke haar tegen de dacoits verleend werd, zoowel door het uitzenden van colonnes, zoodra de inwoners het verschijnen der benden rapporteerden, als door het oprichten van posten op punten, waar die benden gewoon waren, zich te nestelen. Tegen kwetsing van het volksgevoel werd gewaakt, zoowel door het streng tegengaan van mishandeling enz. van vrouwen door de troepen, als door het ontzien der kloosterlingen, aan wie in de talrijke garnizoenen, waar hun woningen tot troepenlogies werden gebezigd, eene behoorlijke schade vergoeding werd toegekend. Dank zij de krachtige houding, aangenomen tegenover eene bevolking, die grootendeels niet geheel was vrij te pleiten van conniventie met de onruststokers, begon zij gaandeweg meer tegemoet te komen aan de troepen en trachtte zij de benden uit haar dorpen te weren. Aan sommige goedgezinde dorpen werd hiertoe, nadat zij zich voldoende versterkt hadden, om voor overrompeling te zijn

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 26