260
Bij het spoor van 60 en 75 cM. kunnen de stukken met gemak
door 2 man gedragen worden.
Oorspronkelijk waren de spoorstaven geklonken op dwarsdragers
van vlak plaatijzer; deze bogen echter soms door, daarom worden
tegenwoordig toegepast dwarsdragers, die in het midden gebombeerd
zijn (fig. 3); het draagvermogen is hier veel grooter, terwijl ze toch
zeer licht blijven. Rail en dwarsdrager steunen beide op den
bodemzoodat de overbrenging van den druk zoo voordeelig moge
lijk iszoo zelfs dat, waar paarden door het drassige van het ter
rein niet toe te passen zijn, dit spoor nog gebruikt kan worden.
Vroeger waren de ijzeren dwarsliggers nog van 2 gaten voorzien, ten
einde in de mogelijkheid te zijn, er houten langsliggers onder te beves
tigen, deze laatste bleken echter onnoodig, terwijl de gaten de platen
siechts verzwakten; ze worden tegenwoordig dan ook weggelaten.
Past men geen stoom toe als trekkracht, dan is het voldoende,
een sleuf te graven van 4 a 5 cM. diepte en het spoor hierin te leg
gen, waarna de sleuf weder aangevuld en vastgestampt wordt. Gebruikt
men locomotievendan is een ballastlaag noodig van 15 tot 20 cM.
In zeer drassig terrein zal het wensehelijk kunnen zijn houten dwars
liggers tusschen de ijzeren te voegen; deze doen dan alleen dienst als
steunpunten en behoeven niet met haakbouten aan de rails bevestigd
te worden, want, aangezien de ijzeren bovenbouw één geheel uitmaakt,
bestaat er geen gevaar voor spoorverwijding. De deelen, die de baan
samenstellen, worden gewoonlijk niet met bouten verbondenwil men
echter een meer permanent spoor hebben, dan kan het toch geschieden
hiervoor zijn dan de laschplaten en de rails van elk stuk doorboord,
ten einde de bouten aan te kunnen brengen.
Bochtstukken van 5 M. en 1.25 M. voldoen aan alle behoeften en
worden gebezigd met stralen van 2 M. tot 70 M.
Bij het spoor van 40 en 50 cM. vindt men stralen toegepast van
8 M. bij trekkracht voor rnenschen, 6 M. voor paarden men gaat zelfs
tot 4 en 2 M., maar dan zal het dikwijls noodig zijn de buitenrails
met vet in te smeren.
Aanvankelijk waren deze bochtstukken zoo ingericht dat een rechtsch
bochtstuk niet kon gebruikt worden in een linkschen boogdit nu is
geen bezwaar, wanneer men van te voren het tracé weet, maar is