15 verstand weg te nemen. Ofschoon veel ambtenaren van binnenlandsch bestuur militaire rangen hebben en als zoodanig in de ranglijsten van het leger voorkomen en zelfs bevordering maken, zijn zij echter geen eigenlijke officieren meer. Zij zijn uit het leger voorgoed in civielen dienst overgegaan en blijven in dezen tak van dienst door dienen op denzelfden voet als de ambtenaien, die oorspronkelijk daarvoor werden opgeleid. De gewoonte, om die personen steeds met hun militairen rang te betitelen, leidt meermalen tot de valsche gevolgtrekking, dat zij actief dienende officieren zijn, die slechts tijdelijk bij den civielen dienst zijn gedetacheerd. Onmiddellijk na de annexatie van Opper-Burma was aldaar een normale bestuursvorm ingevoerd, aan welks hoofd de Chief-commis sioner van geheel Burma werd gesteld het land werd verdeeld in gewesten en onderverdeeld in districten met Commissioners en Deputy- commissioners aan het hoofd, die hoofden van bestuur waren en dit ook bleven, toen in het najaar van 1886 aan de aanzienlijk versterkte troepenmacht een veel ruimere werkkring aangewezen werd. De staat van oorlog of beleg werd nimmer afgekondigd en de bevolking en de gewapende politie bleven dus rechtstreeks onder de civiele ambtenaren staan. Daartegenover stond echter, dat de Brigade-commandanten aan den Bevelhebber verantwoordelijk waren voor de pacificatie van hun district en zij, met hun ondergeschikte troepen-commandanten, alle verantwoordelijkheid droegen voor de maatregelen van militairen aard, voor die pacificatie vereischt, als troepenbewegingen, gevechten, oprichting en intrekking van posten enz. Het civiel bestuur gaf steeds alle inlichtingen aan den militairen commaudant omtrent bewegingen van dacoit:ben&en enz. en kon zich om hulp wenden tot de militaire autoriteit, doch deze had te beslis sen en de Brigade-commandanten hadden ten deze alleen rekening te houden met den Bevelhebber. De civiele ambtenaren, die zooveel mogelijk de colonnes vergezel den en die trouwens steeds blijken gaven van groote activiteit, had den dan ook geene stem in de beslissing omtrent troepenbewegingen maar op de tochten, welke ik bijwoonde, wendden de militaire com mandanten zich steeds tot hen tot verkrijging van gidsen, overbren-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 28