295 te nemen, dat een grondig onderzoek der quaestie in liaar geheelen om vang het mogelijk zou maken ons veldleger binnen vier jaren tijds met dergelijke geweren te bewapen en gelijktijdig voor een voldoenden voor raad patronen te zorgen. Mag men, gedurende al dien tijd, de infanterie in het onveranderd bezit laten van een geweer, waarvan zij de overtuiging heeft dat het in vuur- snelheid belangrijk achterstaat bij dat van een eventueelen tegenstander? Kan men onze jonge troepen er aan blootstellen, dat zij eventueel staan tegenover een langer geoefenden vijand, wien bovendien nog de superio riteit van zijn wapen ten goede zou komen En al kon zelfs een bewapening met geweren van verkleind kaliber in bovengemelden zin spoediger worden tot stand gebracht dan hierboven is gezegd, zou men, in de getransformeerde geweren nog gedurende ge- ruimen tijd voor het bezettingsleger een uitmuntend en alleszins voldoend vuurwapen hebben. Eindelijk zullen die geweren te zijner tijd, al mocht de geheele infanterie van geweren van verkleind kaliber voorzien zijn, uitstekende diensten kunnen bewijzen, daar men ze voor de andere troepen, voor bepaalde doeleinden en als reserve ongetwijfeld zal willen benutten, vooral ook met het oog op den grooten voorraad van pl. m. 20 millioen patronen voor het bestaande geweer, welken voor raad men wel niet op zeker tijdstip als onbruikbaar ter zijde zal willen stellen. Uit al het voorafgaande blijkt dan ook duidelijk, dat de transformatie van een deel onzer geweren, ongeacht wat de toekomst ons moge bren gen, met het oog op de belangrijke voordeelen aan zoodanige getransfor meerde geweren toe te kennen, als volstrekt noodzakelijk is te achten. Die noodzakelijkheid wordt dringend van het oogenblik af, waarop de mogelijkheid eener doeltreffende transformatie bewezen is. Thans, nu proefondervindelijk de zekerheid bestaat dat die wijziging 'kan worden aangebracht, acht de ondergeteekende zich, met het oog op 's lands verdediging, niet verantwoord, indien hij een oogenblik draalt met de noodige gelden aan te vragen voor een transformatie van een deel onzer geweren. Tegen dezen maatregel bestaat te minder bezwaar, aangezien voor beide genoemde stelsels de transformatiekosten omstreeks dezelfde zullen wezen. De ondergeteekende hecht hooge waarde aan een zoo spoedig moge lijke uitvoering van dien maatregel, in dien zin dat reeds in den loop van het volgend jaar de infanterie met het gewijzigde geweer zal kunnen bewapend worden, en hij heeft daarom gemeend reeds thans de som

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 320