20 van technische troepen somtijds geschiedde de oprichting onder toe zicht van een officier der sappeurs en mineurs, doch meestal slechts onder dat van den postcommandant, wien dan een of meer mineurs werden toegevoegd. Geschut werd slechts zelden in versterkingen opgesteld. De aangebrachte hindernissen bestonden zoo mogelijk uit ijzerdraad versperringen veelal echter bij gebrek daaraan uit randjoes of doorn- takken, steeds bovendien uit eene M. diepe en 3 a 4 I. breede gracht met steile taluds. Als een voorbeeld diene Yindaw (zie fig. 5), eene vrij regelmatige versterking. De vrij groote Inlandsche stad is geheel omringd door een aarden wal met natte, 50 M. breede gracht. Tegen het midden der Oosterface van dezen stadswal ligt de Britsche versterking, eene rechthoekige redoute, waarvan de drie andere facen van aarde en steenen zijn opgetrokken tot een hoogte van 130 M.de voor liggende gracht is met randjoe's beplant. In de redoute zijn opge nomen een viertal houten kloostergebouwen, die zeer geschikt zijn voor hospitaal, officiers- en troepenlogiesde noodige magazijnen en bijgebouwen zijn van lichte materialen bamboestijlen, ploepoe-wanden en daken van droog gras opgetrokken. Om de kloosters te kun nen benutten, heeft de redoute eene lengte van 200 en eene breedte van 100 M. gekregen, ofschoon de bezetting slechts bestaat uit 2 officieren en 40 Europeesche minderende 40 Inlandsche manschap pen, die eveneens tot het garnizoen belmoren, logeeren op 150 M. ten Noorden der versterking, evenzeer in een kloostergebouw, slechts door een hek omgeven. De Noorder-,Wester- en Zuiderfaces worden geflankeerd uit drie bastions, waarvan het laatste voorzien is van een verhoogden uitkijk, omringd door eenen steenen muur, verkregen door gebruik te maken van eene gedeeltelijk afgebroken pagoda. Yóór het midden der Oosterface aan de overzijde der stadsgracht is een steenen huisje opgetrokken, dat dienst doet als capon- nière en des nachts door eene wacht bezet wordt; de achtergelegen brug is aangebracht, om snel patrouilles ter opsporing van dacoits uit te zenden, zonder dat de inwoners dit opmerken. Meer regelmatigen vorm en meer afdoende dekking trof ik aan bij die versterkingen, waar niet zooveel spoed bij den bouw was ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 33