332 - in het Crimineel Wetboek voor het krijgsvolk te lande niet bekend, noch behandeld. Behalve bij desertieinzonderheid bij de artt. 137 en 138 C. W., waar sprake is van tweede en derde desertie, zal men te vergeefs in het C. W. naar een bepaling zoeken, waarbij een vroegere veroordeeling een verzicnrende omstandigheid daarstelt, waarop de rechter acht moet geven. De krijgsraad had derhalve op de straf van vijftien jaren dwang arbeid in den ketting, waartoe K., wegens poging tot moord, was veroordeeld, niet mogen letten, als op de wet niet gegrond, en K. al- zoo, krachtens art. 100 C. W., zonder aanneming van verzachtende omstandigheden, moeten veroordeelen wegens feitelijke insubordinatie tot de straf des doods door middel van den kogel.'''' Daar het tweede misdrijf is gepleegd na de eerste veroordeeling, kon, zooals wij bereids opmerkten, de bepaling van art. 18 C. W. niet worden toegepast; in dit geval zou K. de beide straffen hebben moeten ondergaan. Volgons de ook in vroegere tijden bestaande, ons bekende jurispru dentie van het Hoog Militair Gerechtshof in Indië zal de militaire rechter daar, waar de militaire rechtspleging geen uitdrukkelijke be paling betreffende een onderwerp van rechtspleging inhoudt, verplicht zijn naar de algemeene beginselen van het Reglement op de Strafvordering' (1) rechtte spreken. In dit geval zou art. 344 van laatstgenoemd re glement ons tot richtsnoer moeten strekken, waar wij de bepaling aan treffen, dat indien bij de elkander opvolgende vonnissen een scliavot- straf opgelegd de veroordeelde alleen de zwaarste dier straffen, of, indien zij van gelijke zwaarte zijn, slechts een van deze zal ondergaan, terwijl de andere van rechtswege zal vervallen. Voor het overige zullen de na elkander opgelegde straffen geheellijk worden ten uit- voergelegd, te beginnen met de zwaarste. In de meeste gevallen levert de vraag, welke der misdrijven als het zwaarste moet worden beschouwd, in het gemeene strafrecht, waarin een regelmatige gradatie der straffen bestaat en over het algemeen op logische wijze is toegepast, weinig moeielijkheden op, (1) Dit reglement werd bij publicatie van 14 Sept. 1847, Stbl. Nn. 40 afgekondigd. Goedgekeurd en bekrachtigd bij Kon. besluit van 24 Sept. 1849 N°. 93, Stbl. N°. 63, alzoo destijds in het jaar 1858 van volle kracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 357