333 - vermits daar tevens als beginsel heerscht, dat de zwaarte der straf de zwaarte van het misdrijf bepaalt. Zoodanige regelmatige gradatie bestaat echter niet in het militair recht, waarin het strafstelsel zeer onlogisch en onsystematisch is; terwijl niet het minste verband be staat tusschen het stelsel van militaire en gewone straffen. Immers, wat is zwaarder, de straf van jaren dwangarbeid in den ketting of de doodstraf door middel van den kogel? Welken maatstaf moet men hier gebruiken? Het specifiek zware van de straf of den duur? Noch het een, noch het ander. Yolgens Mrs. Pols en Van der Hoeven bestaat er geen zekere maatstaf en, bij de vergelijking tus schen de zwaarte van een militair en een burgerlijk delict, ontbreekt een vast richtsnoer. Het gevolg hiervan is, dat in de jurisprudentie geen vast stelsel zichtbaar is en het Hoog Militair Gerechtshof som tijds meer heeft gelet op de omstandigheden en den aard van het misdrijf, dan op de daartegen bedreigde straf hoewel, in den regel, de straf bij de wet gesteld, alleen tot richtsnoer mag dienen. Gaan wij echter de vele ons door beide genoemde schrijvers bekendge- stelde sententiën na, zoo zien wij dat door het H. M. G. in Neder land is beslist, dat de militaire doodstraf met den kogel minder zwaar is dan' de levenslange dwangarbeid, thans de tuchthuisstraf van 5 tot 20 jaar, gelijkstaande met dwangarbeid in den ketting van denzelfden duur (1). Dienovereenkomstig nam het Hof ook aan, dat strafbare poging tot doodslag voor zwaarder en schandelijker misdrijf moet worden gehouden, dan feitelijke insubordinatie (2). De krijgsraad te Parijs velde den 27en Februari 1841 een met deze be slissing geheel overeenstemmend vonnis (3). Op deze gronden vermeenen wij dan ook, dat K. allereerst de straf' van vijftien jaren dwangarbeid in den ketting had moeten onder gaan, zijnde als onteerende straf specifiek zwaarder dan de militaire doodstraf met den kogel. Dewijl de laatste straf als een zuiver militaire straf op K., die inmiddels van den militairen stand was vervallen verklaard, niet kon worden toegepast, moest in dat opzicht alsdan de Souverein met zijn recht van gratie tusschenbeide komen, ten Dl. I, 1888. 22 (1) Sententie van 9 Februari 1836.. (2) Sent. 3 Maart 1841. (3) Gaz. des Trihwnaux van 26 Febr. 1841, No. 4830.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 358