335
het de onjuistheid zijner meening tengevolge der gevoerde delibera-
tiën heeft ingezien. Een gevoelen dat dadelijk na eene beslissing op
een punt, dit punt als onherroepelijk bij de volgende beraadslagingen
zoude behooren aangenomen te worden, strijdt tegen de rechterlijke
onafhankelijkheid en zoude kunnen leiden tot het feit dat iemand
tegen de Wet werd veroordeeld of vrijgesproken.
Wat zoude anders de beteekenis van „beraad" zijn, indien men een
voudig zich bepaalde tot het stemmen van den eisch van den Auditeur
militair omtrent qualificatie en straf van het misdrijf zonder meer?
Artikel 204 R. L. bevat dan ook geenszins een doode letterals
zoude de eisch van den A. M. zooals schrijver zich uitdrukt
koudwegen zonder eenig beraad" in hoofdelijke omvrage moeten
worden gebracht. Het behoort immers inzonderheid tot de ver
diensten van een goed president dat hij bijde beraadslagingen niet
alleen de orde en waardigheid handhave, en ieder behoorlijk zijn ge
voelen late voordragen, maar ook dat hij de uiteenloopende gevoelens
door eene bedaarde raadpleging tot elkander trachte te brengen, zon
der daarbij zijn eigen gevoelen door te drijven of zelfs te kennen
te geven alvorens de jongere leden hun meening hebben geuit. Zie
daar de ware zin en eenige juiste beteekenis van art. 204 R. L.
Nog eene andere bedenking hebben wij, nl.dat S. ons de ge
voelens van de medeleden van den krijgsraad heeft medegedeeld, het
geen strijdig is met het gebiedend voorschrift van artikel 144 R. L.,
dat ook thans nog maar al te vaak wordt overschreden. Wij waren
meermalen getuige hoe weinig plichtsbesef men had van de bepaling
van gemeld artikel 144, dat zegt dat „de leden van den krijgsraad
nimmer openbaren zullen hetgeen geheim behoort te blijven, bijzonder
ook niet de gevoelens hunner medeledenzelfs niet van hen zelve."
Met het oog op het feit, dat ook nog heden ten dage men gewoon
is zich al weinig aan dat voorschrift te storen, hebben wij gemeend
dat het zijn nut kon hebben, zoo wij dit punt releveeren, al willen
wij gaarne toegeven dat het lange tijdsverloop van het voorgevallene
den schrijver tot eenige reden van verschooning kan strekken.
Een tegenstrijdigheid achten wij ook dat op voorstel van den krijgs
raad Kromosmitto de gunst verkreeg ingevolge zijn verlangen den
dood van den soldaat te ondergaan." Niet de krijgsraaddie eenmaal