339 ook al mishagen ons die woorden eu die beteekenis nog zoo zeer. Doch een geest van een wetdie niet in woorden is belichaamd, noch uit de woorden der wet is op te sporen, kennen wij niet en mogen wij niet kennen. Zeker, vaak heeft de wetgever geheel iets anders bedoeld, dan hij in woorden heeft uitgedrukt en weergegeven, maar de niet uitgedrukte bedoeling, de bedoeling die alleen kan worden gevonden met voorbijzien van de letter der wet; de niet tot wet verheven bedoeling is geen wet. Elke audere rechtspraak welke niet steunt op het beginsel der stride interpretatie eener strafwet, leidt tot onzekerheid en tot toe passing van een zoogenaamd utiliteitsbeginsel in strijd met het rechts beginsel. W{j mogen aan de plechtige verzekering van den schrijver geens zins twijfelen, dat het verhaal omtrent K. 's vonnis inderdaad een historisch feit bevat, dat S. „persoonlijk heeft bijgewoond en door hem zoo getrouw mogelijk is teruggegeven." Moeten wij in hetgeen over het vonnis is verhaald en in schrift gesteld eene verdienstelijke pennevrucht met veel literarisch talent geschreven zien, welke wij niet zonder aandoening hebben gelezen, als product van rechterlijke uitspraak, inhoudende zoovele grove juri dische ketterijen, heeft het vonnis ons rechtsgevoel ten zeerste ont stemd en pijnlijk aangedaan. P., 30 November 1887. Metis.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 364