345
lijken kant van het bedehuis altijd eene nis, de zoogenaamde „kiblah",
waarin meest een schoon besneden of uitgehouwen, soms rijk vergulde
zetel is geplaatst. Op dien zetel, der Godheid gewijd, wordt een
afschrift van het heilige boek, den Koran, bewaard. Dikwijls steekt
deze nis buiten den westelijken muur uit en behoeft men dus de missigit
niet eens te betreden om het Westen te vinden.
Is het binnenste gedeelte van eene missigit versierd, dan is het
bijna uitsluitend de westelijke binnenwand.
Soms treft men missigits aan, waarvan de muren niet geheel tot
het dak zijn opgetrokken. In dit geval ontbreekt evenwel nooit de
bidstoel.
Is het aantal geloovigen op eene plaats te klein, om eene missigit
er op na te kunnen houden, dan heeft elk goed geloovige zijn eigen
bidhuis in de onmiddellijke nabijheid van zijne woning. Maar zelfs al
bestaat er eene missigit, dan nog vindt men deze meest uit hout
vervaardigde bidhuizen in de Mohainedaansche kampongs bijna overal
verspreid.
In deze bidhuizen nu steken de nissen altijd buiten den westelijken
zijwand uit.
Een ander, evenwel minder vertrouwbaar middel voor Indië vindt
men eindelijk in de moessons.
Ten Zuiden van den evenaar immers heerscht van April tot October de
Zuidoost-, van October tot April de Noordwest-moesson; terwijl ten
Noorden van den evenaar van April tot October de Zuidwest- en van Octo
ber tot April de Noordoost-moesson waait. Hoewel nu de wind in de aan
gegeven tijden vrij regelmatig uit de genoemde richtingen komt, zoo zijn
hierbij toch nog te veel plaatselijke invloeden geldende en wel in de eerste
plaats de in de kustlanden voorkomende, dagelijks regelmatig afwis
selende land- en zeewinden. Buitendien vindt men soms bijna in tegeno
vergestelde richting boven elkaar drijvoude wolken of luchtstroomingen.
Het laatst opgenoemde middel is dus slechts van zeer betrekke
lijke waarde; intusschen levert het ten minste eeuigszins een waarborg
om niet geheel blindelings en doelloos rond te dwalen.
Is nu het oriënteeren in den oorspronkelijken zin des woords dikwijls
reeds moeielijk, afhangende van het terrein, waarop, den tijd en de weers
gestelheid, waarin men zich bevindt, het bepalen of de kennis van