346 het terrein geschiedt door eigen waarnemingverkregen inlichting dan wel door het gebruik van kaarten. Eigen, waarneming is ook hierbij natuur!jjk het meest vertrouwbare middel en is het georiënteerd zijn in dit geval niets dan oefening en geheugenwerk. Eenige hulpmiddelen hiertoe worden in ons Voor schrift op den velddienst aangegeven (bladzijde 10, le alinea). Het oriënteeren met behulp van kaarten is uitsluitend eene quaestie van oefening. Men kent de verschillende wijzen, waarop terreindeelen en voorwerpen in teekening worden gebracht. Men kent de verkleinde schaal van die terreinvoorstellingen op de kaart. Ook vindt men er het Noorden en de namen der terreindeelen en voorwerpen, zoodat dus het opdoen van terreinkennis zich in dit geval bepaalt tot het oriënteeren, dat is overeenkomstig de hemelstreken plaatsen en lezen van kaarten. Opmerkelijk is het, dat Inlanders zich gemakkelijker oriënteeren, nl. in de beide eerstgenoemde beteekenissen van het woord, dan Europeanen. De redenen hiervan liggen voor de hand. Bij aan wijzingen van de ligging van dessa's, huizen, straten, ja zelfs van kleine voorwerpen, die naast elkaar liggen, zal de Inlander niet zooals wij zeggen, dat de sawali rechts of links van de kampong ligt, maar wel, dat zij er b. v. zuidwaarts van gelegen is. Om het uur aan te geven, waarop iets gebeurd is, wijst hij op den stand van de zon op hetoogenblik dat het voorval plaats greep. Geen andere klok hebbende, is hij dus genoodzaakt dikwijls naar de zon te kijken en weet daardoor nauw keurig boven welke ferreinvoorwerpen bedoeld hemellichaam op- en ondergaat. Maar ook de Mohamedaan moet bijna ten allen tijde en op elk terrein de hemelstreken weten te vinden, immers vijf keeren daags dient hij zijn aangezicht naar den tempel van Mekka te wen den bij het verrichten van zijne gebeden. Dat een Inlander gemakkelijker terreinkennis opdoet, is duidelijk. Immers geen andere middelen daartoe bezittende, is hij van jongs af genoodzaakt op de bijzonder kenmerkende eigenschappen van een terrein te letten en vallen deze punten hem later in het oog. Hij is dus meer genoodzaakt, om zich daarin te oefenen. Magelang, Januari 1888. M. G. E. L. VON SCHAUEOTH.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 371