352 „De paarden teelen op Soemba welig voort; ze loopen los in de weide en veroorzaken den eigenaar geen werk; vrees voor dief stal is het eenige, wat hem bemoeielijkt. Slaven overtuigen zich nu en dan of de paarden in de buurt zijn en geven van werpen en sterfgevallen keunis aan hun meester. De hengsten loopen met een aantal, 6, 8, 10 of meer, merries vrij rond". Alzoo geen zweem van zorg. Verder zegt dezelfde schrijver, dat deze paarden over het algemeen te jong gereden worden, en wel op eene wijze die verwondering baart, b. v. bij het opvangen van karbouwen of weggeloopen paarden, over steenen, rotsen, bergen en dalen en langs afgronden, zoodat men meent dat ruiter en paard één zijn. Van harnachement zegt Roos niets, dat zal wel even primitief zijn als al het andere en bestaan uit een lus van bindrottan bij wijze vau toom. Het is niet te verwonderen dat paarden, die op vorenomschreven wijze geteeld en grootgebracht worden, in qualiteit verminderen, zenuw achtig zijn en met zondagsruiters wel eens verschil van opinie hebben. Alle schrijvers over den achteruitgang der paardenrassen zijn het vrij wel eens dat de oorzaak er van te vinden is in: er. Het overlaten der voortplanting aan de neiging en het in stinct der dieren, waardoor minder geschikte individuen in de gelegen heid komen er deel aan te nemen. b. Onvoldoende voeding gedurende den tijd hunner ontwikkeling. c. Te vroeg, en vooral overmatig en onoordeelkundig gebruik en d. Onvriendelijke, zelfs ruwe behandeling. Indien dit alles is, en het komt mij ruim voldoende voor, een ras er onder te brengen, dan heeft de Regeeriug, en alleen de Regeering het in de hand, de oorzaken weg te nemen, voor zooverre het de behoefte voor het leger betreft. Om verder te willen gaan en b. v. zooals sommigen voorstellen eene verbetering van het paardenras in het algemeen, die den volke ten goede zoude komen, in te voeren, acht ik, in verband met de bekende antizoöphilistische eigenschappen van den Inlander in het alge meen en van den Javaan in het bijzonder, benevens de productiviteit van den grond, een streven, dat het doel moet missen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 377