358 Daar het doel der stoeterij niet is, om uit de vermenging van verschillende rassen of slagen nieuwe te creëeren, waartoe ontegen zeglijk groote practische kennis vereischt wordt; daar verder het verschil van temperatuur gedurende de vier jaargetijden in Europa, dat, wil men de nadeelen die daaruit geboren kunnen worden vermijden, vee], routine en bijzondere voorzorgsmaatregelen noodig maakt, hier te lande buiten rekening kan gelaten worden, behoeft de leider der stoeterij nu juist niet zoo'n groote gerenommeerde teelt kunstenaar te zijn, dat men deze in een der landen van Europa (Nederland daarvan uitgezonderd), Afrika of Amerika moet zoeken, zooals een schrijver uit Bandong (zie Locomotief van 20 October 1886) noodig acht. Met het vorenstaande wil ik echter niet gezegd hebben, dat voor de leiding eener stoeterij de eerste de beste geschikt is; verre van dien besef ik zeer goed, dat daartoe behoort veel, zoowel theoretische als practische kennis, vooral bij het aanschaffen en kiezen der teeidieren. Voor het overige ben ik het volkomen met den schrijver over „Stoeterijen en Remoiitedepot" in de nummers 273 en 274 van de Lo comotief, anno 1886, eens, waar hij de oorzaak der opheffing van vroegere stoeterijen niet aan de onkunde der directeuren wil geweten hebben en o. a. zegt: „Er zijn wel officieren, al zijn het er niet veel, onder de bereden wapens, die eene grondige kennis bezitten van alles, wat op de paardenrassen in Indië en hunne voortteeling betrekking heeft; die Europeesche stoeterijen bezocht en van het onderwerp een studie gemaakt hebben! En denkt de schrijver uit Bandong, dat een zoodanig officier, begaafd met een goed verstand en practischen zin, die de bedoelde kennis bezit, zich spie gelen kan aan de tot nu toe in Indië mislukte stoeterijen en de oorzaken, welke daartoe hebben medegewerkt, gesteund door de uit stekende werken, die op het gebied der stoeterijen bestaan, meent die schrijver nu dat zulk een officier, met die gegevens niet de ge schiktheid heeft om directeur te worden eener stoeterij? Dan ver gist hij zich. Zoo iemand behoeft niet de door den schrijver bedoelde langdurige practijk op groote schaal. De ondervinding krijgt men vrij spoedig; het zijn slechts menschen, die aan intelligentie te kort komen, die door ondervinding niet leeren."

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 383