859 Het vorenstaande samenvattende, kom ik dus tot de volgende con- clusiën ad 1. Dat eene stoeterij op Java van uitheemsche z. g. groote rassen van geen blijvend practisch nut kan zijn, omdat: a. de aanschaffing van geschikte stamouders, zoo niet onmogelijk, dan toch hoogst moeielijk is en b. het klimaat er zich tegen verzet, zoodat de nakomelingen ontaarden. ad 2. Dat eene poging tot verbetering der Indische paardenras sen in het algemeen zoude afstuiten op de niet te evenaren onver schilligheid der Inlanders, en dus een ijdel streven is, en ad 3. Dat eene Sandelhoutpaarden teelende stoeterij, op Java of omliggende eilandjes aangelegd, in den geest, zooals ik getracht heb aan te geven, met consequent volgehouden oordeelkundige keus der teeldieren binnen 25 jaren troepenpaarden kan leveren, die ons de beste Europeesche cavalerie zoude benijden. De afstammelingen van de met zuiver Arabisch bloed gedreven teelt in de stoeterijen van Z M den Koning van Würtemburg zijn volgens verklaring van den meergenoemden stalmeester Freiherr von Hiigel, beduidend grooter en zwaarder dan hunne stamouders, zonder in edel voorkomen en schoonheid iets verloren te hebben, en ik zie geen enkele reden waarom men niet de Soembapaarden, waarvan ik enkele gezien heb van eene hoogte van 1.36 M., over het algemeen zoo groot zoude kunnen krijgen. SoerabaiaOctober 87. C. Schieferli.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 384