25
naar Gyobengtat (13 Engelsche mijlen), dat door de troepen te ruim
lO.i uur bereikt werd, terwijl de bagage onder eene afzonderlijke
dekking een uur later aankwam; de marschsnelheid der Infanterie
was zeer groot: ongeveer 3-£ Engelsche mijlen per uur op een vrij
goeden zandweg; twee kleiue rusten waren verleend, ieder van 10
minuten, en wel uur na den afmarsch en uur vóór de aankomst.
Den 5en reveille en afmarsch als op den 4en. De Sittang-rivier, die
zeer steile, 5 M. hooge oevers heeft, 60 M. breed en over de helft
daarvan ruim 6 voet diep was, moest nabij Gyobengtat worden over
getrokken. De troepen en goederen werden in Inlandsche booten
overgezet, de paarden, ponies en muildieren zwommen over en de
olifanten doorwaadden met hun lasten de rivier. Het af- en opladen
der lasten en harnachementen en het doen overzwemmen der dieren
veroorzaakte een oponthoud van 4 uren, terwijl de Artillerie in
10 minuten geheel over was. Op den linkeroever gebruikten de
troepen hun breakfast (tweede ontbijt), dat steeds door de manschappen
in den broodzak gedragen werd en bestond uit geconserveerd vleesch
en brood of beschuit voor de Europeanen en een deel van het veel
al in koeken bereide ration meel voor de Inlanders.
Te 11|- uur werd de marsch vervolgd langs een voetpad, dat slechts
toeliet op één gelid te marcheeren en door een tealcbosch en uitge
strekte partijen hoog kyne- gras voerde. Dè marschvorm was:
Voorhoede: 30 man Bereden Infanterie, met eene spits van 4 man
met een onderofficier,
30 man Britsche Infanterie,
3 muildieren met reserve-munitie en pioniergereedschap.
Hoofdmacht: staf,
70 man Britsche Infanterie,
4 olifanten met kanonnen en munitie,
120 man Inlandsche Infanterie,
Ambulance,
Trein waarbij 10 man Bereden Infanterie.
Achterhoede: 20 man Inlandsche Infanterie.
De afstanden tusschen deze deelen waren zeer gering en gingen
veelal geheel verloren. Flankdekkingen konden in het dichtbegroeide
terrein niet worden uitgezonden.