381
„De verplichting, om naar Harderwijk te gaan, houdt vele Neder
landers van dienstneming terug wegens den slechten naam dier plaats.
Men gaf daarom in overweging om voor de voorloopige indienst
neming eene andere gemeente te kiezen.
„Voor de afmonstering wordt Harderwijk reeds vervangen door
Amsterdam en Rotterdam. Intusschen is de keuze dier groote steden
met hare velerlei verleidingen minder gelukkig. De Regeering, werd
gezegd, neme ten minste maatregelen ten einde het spoedig vertrek
der afgemonsterden uit. die steden te bevorderen, door bijvoorbeeld
het hun verschuldigde betaalbaar te stellen in de plaats hunner be
stemming."
Slechts eene enkele dezer opmerkingen vond echter genade in
's Ministers oogen, zooals blijkt uit de volgende aanhalingen uit de
Memorie van Antwoord
„De ondergeteekende kan hier niet anders dan herhalen wat hij
zeide in de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer, dat hij namelijk het tegenwoordig tijdstip weinig
geschikt acht voor eene proefneming met vermindering der handgel
den. Kan daaraan later wellicht gedacht worden op een oogenblik dat
de dadelijke uitzending van suppletietroepen minder urgent zal zijn
geworden, dan verdient zeker het denkbeeld, om, al ware het slechts
bij wijze van overgangsmaatregel, een deel der handgelden te be
leggen, zeer zeker overweging. Intusschen is de door het begroo-
tingsontwerp voorbereide uitkeering van gratificatiën na volbrachten
dienst reeds te beschouwen als een stap in de richting, door hot
Voorloopig Verslag aangegeven.
„Door den ondergeteekende wordt o. a. door de uitzending ten
platten lande van speciaal tot bevordering der werving aangewezen
officieren al het mogelijke gedaan om te voorkomen, dat zij, die zich
bij het Indische leger wenschen te verbinden, in de handen vallen
van onnoodige tusschenpersonen, aan wie het kan te doen zijn om
zich zelf te verrijken ten koste van handgeld en aanbrengpremie.
De bedoelde officieren handelen in overleg met de burgerlijke besturen
der gemeenten, die dikwijls in velerlei opzicht medewerken tot be
vordering der werving.
„Tegen onjuiste voorstellingen aangaande den dienst in het Indische
Dl. I, 1888. 25