391 't Is ondoenlijk om bepalingen te maken, die voor alle gevallen billijk en gelijk zijn. Hoe staat het o. a. met de huishuurindemniteit? 't Is toch genoeg bekend, dat zelfs hooggeplaatste personen daarvan overhouden; dat het verhuren van paviljoens een niet onaardig voordeel geeft. Zelfs vindt men dit niet alleen onder do lagere rangen, maar, zoowel Officieren als Ambtenaren van rang, wonen op die wijze soms bijzonder goedkoop. Wat er van te zeggen, zoolang dit op betamelijke wijze gaat? Daarom had S. de besparing van f 1.50, door te willen, dat 2 officieren in één wagen gaan, wel weg kunnen laten; want hoe menigmaal moeten diezelfde officieren een rijtuig nemen, waarvoor zij niet mogen declareeren In 't algemeen zou ik daarin geen verandering brengen willen. Yoor f 6 aan den wal logeert men en voor de 3 aan boord betaalt men dan zijn gezin. Ik neem hier ook aan, dat ik te doen heb met iemand van zeer geregelde levenswijze, die aan boord die f 3.niet noodig heeft om eens iets extra te koopen, b. v. een fl. bier of een brandy-soda. Verbeeld U in Indië een hotelrekening ter verifieering bij de Admini stratie Een staaltje uit Holland, nog zoo lang niet geleden (1882). Een ond. off. reclameert voor den krijgsraad en gaat van Breda naar 's Bosch. De comps. comdt. staat daar dan te recht als beklaagde en mag alleen declareeren, indien de klager ongegrond of gedeeltelijk gegrond ver klaard wordt. De door mij bedoelde kapitein R. mocht declareeren! Hij ging daags te voren van B. naar 's B. en bracht op de rekening „het dragen van zijn valies" en 1/2 fl. wijn bij het diner. En dat werd geschrapt, omdat iemand, die slechts voor één dag op reis gaat, geen valies behoeft mee te nemen en 1/2 fl. wijn niet noodig was. Dat zou zeker in Indië ook wel eens gebeuren. Daarom kameraad V. G. in die kleinigheden zit 't niet. Omtrent het meenemen van meubilair kan ik kort zijn. Indien de S. maar eens één enkelen stoomer van Soerabaija naar de Molukken zag gaan, waarmee een of twee families met eenig meubilair meegingen, dan zou hij het onmogelijke wel inzien van hetgeen hij wil. Zoo'n verhuisboel is nu al een mooi gezicht 1 En als hem dan nog eens overkwam, wat iemand mijner kennissen gebeurde, dat hij te Atjeh op een post aankwam met de helft van zijn ledikant en één jaar daarna

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 416