394
Is de vizierklepop den loop voorovergeslagen, als normale
stand wel de geschiktste
Bij de behandeling van het geweer, vooral bij het laden en vuren, komt
de man veelvuldig met den duim van de linkerhand tegen de vizierklep,
waardoor deze opgelicht en dus, bij het richten, het zien door de inkeeping
van hot voetstuk belet wordt.
Bij de exercitiën en schietoefeningen zal de man dit zelf opmerken of
wel door het kader er op gewezen worden, en het derhalve nog in tijds
kunnen herstellente velde echter zal meestal de man zelf er niet op
letten en het kader er den tijd niet voor hebben daarnaar bij allen te zien.
Tengevolge van het dieper uitvijlen der vizierinkeeping op het
voetstuk bij onze nieuwe verdeeling der vizierinrichting, is dit nadeel nog
grooter geworden.
Gaan we nu na of aan den tegenwoordigen „normalen stand" der vi
zierklep ook voordeelen verbonden zijn.
Bij de oude vizierindeeling in passen en de toen geldende bepalingen
voor het gebruik werd hij alle vuren, salvo- zoowel als individueel vuur,
t/m 300 pas het standvizier gebezigd, en bij afstanden daarboven de klep
in haar verschillende standen. Het standvizier (klep op den loop voor
overslagen) werd toen dus het meest gebezigd, daar ook te velde tegenover
een Inlandschen vijand de vuren op korte afstanden het meest voorkomen
en was het dus nuttig dat vizier steeds gereed te hebben.
Bij onze nieuwe verdeeling der vizierinrichting in meters en de be
trekkelijk het gebruik in het gevecht gegeven voorschriften wordt beneden
de 350 meter bij salvovuur altijd, en bij tirailleurvuur (dat niet boven
de 250 meter mag worden uitgevoerd) tot 150 meter de „klep op het
voetstuk" gebezigd; terwijl bovendien de, o. i. zeer te behartigen, aan
beveling gegeven wordt, om ook bij het tirailleurgevecht zoolang mogelijk
van het salvovuur gebruik te maken en zal dus het tirailleurvuur (indi
vidueel) meestal wel alleen voorkomen bij het laatste snelvuur vóór den
aanval.
Het meest zal dus bij het vuren in het gevecht gebruik gemaakt wor
den van het vizier klep op het voetstuk''''-, en neemt men daarbij in aan
merking, dat te velde, trots alle oefening in het vredesgarnizoen, het
juist stellen der klep veel te wenschen zal overlaten, dan, meenen wij,
is het wenschelijk dit bijna uitsluitend in het gevecht gebezigde vizier
steeds gereed te hebben.
Bij de vuren op de verdere afstanden, dat alleen salvovuur mag zijn,