41B hoofdweg zeer moeilijk vallen en niet anders kunnen plaats hebben dan langs de overwegen, waarvan het gebruik, tengevolge van den loop der treinen, niet altijd verzekerd was. Het zoude derhalve doelmatiger geweest zijn, slechts één eskadron in verkenningsdetachementen op te lossen en de beide overige eskadrons als gros op 2 a 3 KM. afstand daarachter op den hoofdweg te laten volgen; zoodoende, was het altijd mógelijk in zeer korten tijd te vernemen, waar de tegenpartij was ontmoet en in welke richting ondersteuning moest worden ge zonden of wel de marschrichting moest worden gewijzigd, om öf de vijandelijke waarnemingslinie te kunnen doorbreken, öf de eigen troe pen tegen de waarneming van den vijand te beveiligen. Dezelfde versnippering van krachten, waardoor de overmacht aan cavalerie werd geneutraliseerd, had plaats door de splitsing van het 2e eskadron in drie deelen. Evenals de commandanten van het 4e en 5C eskadron dit hebben gedaan, had de commandant van het 2' eskadron hoogstens één peloton in verkenningspatrouilles behooren op te lossen, die zoo noodig nog met een afzonderlijke officierspatrouille de hoofdmacht van het eskadron voorafgaande, de vereischte verkenningen hadden kunnen verrichten. De commandanten van het 2e en 4e eskadron hebben verder al zeer spoedig tot den terugtocht besloten en zich met eene lijdelijke observeering van den vijand tevreden gesteld; door niet zijwaarts uit te wijken, toen infanterievuur werd ontvangen, en met patrouilles te trachten in de flank en den rug des vijands waarnemingen te laten doeu, was het thans geheel onmogelijk bepaalde berichten omtrent de vijandelijke sterkte toe te zenden. Dientengevolge was het ook aan den commandant der cavalerie onmogelijk eenigszins belangrijke inlich tingen omtrent de sterkte, handelingen en voornemens des vijands te verschaffen aan den Brigadecommandant, die alzoo met recht mocht zeggen, dat het optreden der cavalerie als zelfstandig verkenningskorps vóór de brigade als mislukt is te beschouwen en de gegevens omtrent den vijand, waarover hij bij den aanvang van het infanteriegevecht kon beschikken, vrij onbeduidend waren. De door den commandant der cavalerie later bevolen splitsing van het 5e eskadron over de beide vleugels der brigade kan evenmin mijne goedkeuring wegdragen, als de door hem aan het 4e eskadron Dl. I, 1888. 27

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 438