424 der voorposten opgedragen, uiterlijk des morgens ten 7 ure, aan den Brigadecommandant rapport te zenden van al hetgeen door de patrouil les der cavalerie en infanterie omtrent den vijand mocht zijn waar genomen en van hetgeen bij de voorposten, in verband met zijne handelingen, mocht zijn geschied. Door dat rapport werd vernomen, dat de vijand oostwaarts van den straatweg bij Best een bivak had betrokken en dat veldwach- ten en posten waren uitgezet in het heuvelachtige terrein ongeveer in de lijn wachthuis N°. 45 aan den spoorweg M. P. 24 aan den straatweg. De uiterste post op den rechtervleugel scheen te staau aan den spoorweg, terwjjl ook op het Z. W. deel der Sonsche heide enkele posten waren opgemerkt; tusschen Best en St. Oe- denrode en eveneens tusschen Best en Oirschot was het ter rein geheel veilig en waren geene vijandelijke troepen waargenomen. Uit een en ander leidde de Brigadecommandant af, dat de vijand zich nog te Best bevond, het gros zijner voorposten vermoedelijk aan den straatweg bivakkeerde en dat hij bij den aanval waarschijnlijk krachtigen en goed voorbereiden tegenstand zoude ondervinden. Bij het ontwerpen der dispositie was rekening gehouden met het. geen bij de manoeuvre van den 27en Augustus omtrent het terrein en de gelegenheid tot het innemen eener stelling door den vijand was kunnen worden waargenomen. Op grond daarvan werd het waar schijnlijk geacht, dat de vijand in eene stelling a cheval van den straatweg, aan de afscheiding van de heide en het bebouwde terrein zoude trachten den aanval der 2e brigade te weerstaan, en besloten den eigenlijken aanval te doen verrichten tusschen den straatweg en den spoorweg, daarbij tegenover 's vijands linkervleugel eene demon- streerende houding aan te nemen en te trachten, door omvatting van den vijandelijken rechtervleugel, de stelling te nemen. Ten einde, na de ontwikkeling der brigade voor het gevecht, al dadelijk met kracht te kunnen optreden, daarbij den tijd voor den opmarsch der troepen bonoodigd zooveel doenlijk te beperken en tevens gemakkelijk tot eene omvatting van 's vijands rechtervleugel te kunnen overgaan, werd aan het 3° bataljon de in de dispositie vermelde opdracht gegeven. De commandant van dat bataljon ontving ver der nog schriftelijk en mondeling de aanbeveling, om voor het

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 449