430 richten, maar ook tevens de gelegenheid benomen om door deze, in het bijzonder daarvoor opgeleide, troepen een veldwerk te doen op werpen, dat tot steunpunt van den, voor eene omvatting meest be dreigden, rechtervleugel had kunnen dienen. Eveneens kan het mijne goedkeuring niet wegdragen, dat reeds dadelijk drie bataljons voor de voorste linie werden bestemd, waar aan dan ook voornamelijk geweten moet worden, dat de tirailleur- liniën dier bataljons te veel eene aaneengeschakelde linie vormden en alzoo minder was voldaan aan den tactischen eisch, dat voor namelijk de punten, vanwaar het vóór- en tussehengelegen terrein goed te bestrijken zijn, sterk moeten worden bezet terwijl over geen voldoende reserve kon worden beschikt. In het „Ontwerp-Voor schrift op het tirailleeren/' dat voornamelijk tot richtsnoer bij de manoeuvres moest dienen, wordt dan ook, zoowel in 152 als in 145 en 125, van het beginsel uitgegaan, om in den regel aan vankelijk slechts de helft der troepen hier dus twee bataljons voor de voorste linie aan te wijzen en de overige troepen achter de hoofdlinie vereenigd op te stellen. Naar mijne meening bestonden er geene redenen, om van dezen algemeenen regel af te wijken, te min der, omdat de gesteldheid van het terrein een aanval op den linker vleugel der stelling zeer bemoeilijkte en de nadering des vijands van die zijde voorloopig voldoende zoude worden belet door liet bataljon, dat a cheval van den straatweg eene versterkte stelling had in te nemen, in vereeniging met de bij Kivits Bleek op gestelde artillerie en het haar tot dekking toegevoegde detachement mariniers. Was het goed gezien de verdedigende stelling onder bescherming- der voorposten te doen inrichten en door de voorposten cavalerie- patrouilles ter verkenning van den vijand uit te zenden, het daarna vooruit doen gaan der 3 pelotons van het le eskadron op de ter- reinstrook, begrepen tusschen de spoorbaan en den weg tusschen Lang Van en Startven, was van geen bepaald nut. Immers, de veldwachten, alsmede de aan de voorposten toegevoegde cavalerie, en later de door de in stelling zijnde troepen in het voorgelegen terrein uit te zenden patrouilles zouden tijdig genoeg 's vijands op mar sch kunnen waarnemen; om echter zijne sterkte en voornemens

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 455