466 bovenste helft bevindt van den kogel, welke met zijnen onderkant op den kamerwand rust. Tegen dit betoog is niets in te brengen. Naar mijne meening echter zal de voorwaartsche gasontsnapping zich niet tot dat eerste oogenblik bepalen. Kort na het begin zijne beweging wordt het projectiel in het achtereind van het getrokken deel des loops geperst, waardoor op zijn oppervlak vier verhoogingen ontstaan; veronderstellen we nu, dat de Nederlandsche kogel (grootste middellijn 11.6 mM.) geschoten wordt uit een loop van normaal kaliber en 0.3 mM. trekdiepte, dan is het meer dan waarschijnlijk, dat zijne verhoogingen aanvankelijk precies in de trekken passen, te meer nog, dewijl hij van te voren eene kleine stuiking, dus vergrooting van middellijn, zal hebben ondergaan. De ontzettend krachtige werking der gassen tegen zijn achtervlak en de daaruit voortvloeiende neiging van het projectiel om zonder draaien voorwaarts te snellen, zijn oorzaak van eene voortdurende, hevige drukking der verhoogingen tegen de schietflanken (1), waardoor de eersten aan ééne zijde samengeperst worden en bijgevolg in breedte afnementuaschen de verhoogingen en de laadflanken ontstaan aldus openingenm. a. w. zij vullen de trekken niet meer geheel en het gas kan naar voren ontsnappen. Wetende hoe gering de tot voortdrijving des kogels beschikbare hoeveelheid gas is, mag men deze ontsnappingsquaestie niet beschouwen als eene zaak van nietige beteekenis. De aanwending van eene vet- of wasschijf van voldoende dikte is dringend noodigdoor het warme gas verhit en uitgezet, moet zij eerst de speelruimte en daarna de openingen nabij de laadflanken afsluiten. In de vetprop van onze geweerpatroon stel ik weinig vertrouwen de papieromwikkeling belet in den beginne hare hermetische aan sluiting tegen den zielwand en, doordien zij ook niet hermetisch in de huls past, zal het oorspronkelijk gevormde gas tusschen haar en den huiswand doorstroomendaarom schijnt het mij wenschelijk toe, (1) Met schietflanlc wordt bedoeld, degene die het projectiel tot wentelen dwingt. Staat men met ons geweer in den aanslag, dan zullen in de bovenste helft des loops de linkerflanken tevens schietflanken zijn, terwijl in de onderste helft juist het om. gekeerde het geval is.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 491