485
hierboven opgegeven reden tevens een enkels maal met de batterij
vuurt?
De leiding bij het vuren.
Bij het inschieten trof het mij dat er zooveel tijd verliep tusschen
twee opvolgende schoten. Gemiddeld over alle ingenomen stellingen
was iets meer of iets minder dan een minuut per schot noodig, naar
mate met de batterij of met de sectie werd gevuurd.
Zonder tot de minste overhaasting aanleiding te geven, had het
inschieten aanmerkelijk vlugger kunnen plaats hebben. Dat het. niet
vlugger geschiedde, viel te wijten aan de volgende oorzaken
a. na het commando tot de batterij-stelling kwamen de stukken
niet vlug genoeg in positie
b. de stukscommandanten letten niet voldoende op een onmiddellijk
juiste plaatsing van hun stuk en veroorzaakten daardoor dikwijls ver
plaatsing er van
c. het commando voor het inschieten liet meermalen te lang op
zich wachten;
d. het stellen van den opzet en het richten hielden in den regel
zeer lang op; vooral echter het laatste bijaldien het door middel
van het quadrant plaats vond
e. na de waarneming van een schot liet het commando voor het
volgende te lang op zich wachten
f. moest de opzet tijdens het inschieten veranderd worden, dan werd
het vuren daardoor onnoodig lang opgehouden.
Was het den batterij- of sectiecommandant gelukt zich in te
schieten, dan werd in den regel het vuur gestaakt. Herinner ik mij
goed, dan is slechts tweemalen een doorgezet stukkenvuur afgegeven.
De reden waarom ligt voor de handde batterijcommandant
wilde liefst zuiuig met den munitievoorraad omgaan, om daardoor zooveel
mogelijk stellingen te kunnen innemen.
Tot zekere grens moge dit juist zijn overdrijving schaadt ook hier,
doordien de beoefening van andere vuren als het stukkenvuur er door
wordt belet.
Moge ook een man als Von Hohenlohe ouder alle omstandigheden
het stukkenvuur willen zien toegepast, ons reglement schrijft nu een-