WAAROM HET STANDVIZIER HET NORMAAL
VIZIER IS.
In de vorige aflevering van ons tijdschrift stelt de heer E. A. v.
W. de vraag: „Is de vizierklep, op den loop voorovergeslagen, als
„normale stand wel de geschiktste?"
Hij beantwoordt die vraag zóó stellig in ontkeunenden zin, dat hij
zelfs gerust als wenschelijk meent te mogen aanbevelen om bij leger
order voor te schrijven, dat de klep op 't voetstuk neergeslagen als
normaal vizier wordt aangenomen.
De vraag zelve is verkeerd gesteld en had moeten luidenis het
standvizier als normaal vizier wel het geschiktste?; want door het
voorover op den loop neerslaan van de klep stelt men deze buiten
gebruik, en kan dus van haar normalen stand geen sprake zijn.
Doch uit de beantwoording der vraag blijkt tevens, dat de heer
v. W. niet weet, waartoe een normaal vizier dient. In het „Heden-
daagsche gevecht'' van W. Rooseboom zou hij het volgende hebben
kunnen vinden
„In alle omstandigheden ia den oorlog het eigenlijke gevecht
„buiten beschouwing gelaten op marsch, in het bivak, bij den veilig
heidsdienst, enz. heeft de soldaat een vizier noodig om te gebruiken,
„wanneer hij verrast wordt en plotseling vuren moet, wanueer hij dus
„geen tijd heeft om den afstand te schatten en het vizier daarnaar te
„regelen. Trouwens zelfs wanneer die tijd bestond, zou daarvan door
„den soldaat weinig gebruik worden gemaakt, wanneer hij op zich
„zeiven staat. In het gevecht wordt de afstand steeds door de supe
rieuren aangegeven en de soldaat zal dus geneigd zijn om, wanneer
„hij plotseling zelfstandig van zijn wapen gebruik moet maken, wan
neer er dus gevaar voor hem bestaat, met het geweer te vuren, zooals
„hij het in de hand heeft. Er moet dus een normaal (standvizier) zijn."
Hojel zegt in zijne handleiding tot de algemeene artillerie-