490 „voetstuk" zegt, heeft meer betrekking op het gezamenlijk vuur, waarbij de uitwerking van verschillende geweren op een zelfde doel vereenigd wordt. Als hij bij de behandeling van het geweer gezien heeft, dat de man veelvuldig met den duim van de linkerhand de vizierklep aan raakt, heeft hij met zéér slecht geoefende soldaten te doen gehad. Want §98 der Recrutenschool schrijft, nadrukkelijk voor: „het ge- „weer met de linkerhand aanvatten, de duim vóór- en de vingers achter waarts om de lade, zonder daarbij den loop aan te raken.1' Trouwens bij het werkelijke vuren zal de man wel zorg dragen den spoedig verhitten loop niet aan te raken. Dat de vizierkeep in het voetstuk thans zóóveel dieper zou uitge- vijld zijn, dat het door hem bedoelde nadeel nog grooter geworden is, is overdreven. Bij het oude standvizier voor 250 pas of 157.5 M. bedroeg de vizierhoek 20'24", bij het nieuwe standvizier voor 150 M. is die hoek 18'1.8", dus een verschil van 2'6" of van 0.43 millimeter opzethoogte, De uitvijling is derhalve van te weinig beteekenis om in aanmerking te komen. De heer v. W. bepale zich voortaan slechts tot het stellen van dergelijke vragen en wachte met de beantwoording, totdat hij eens een cursus aan onze Normaalschietschool zal hebben bijgewoond. Thans biengt hij anderen slechts op een dwaalspoor en sticht daarmede meer kwaad, dan hij misschien vermoedt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 515