502
leger door de „concentratie onzer krachten" niet gebaat is geworden
tengevolge van de door en na die concentratie voorgekomen beri-
beri-epidemie, zoodat men eindelijk, in 1886, toch tot niet onbelang
rijke versterking van dat leger heeft moeten besluiten, is voldoende
bekend. Voordeel heeft de concentratie das al in zeer geringe mate
opgeleverd, doch tastbaar zijn de nadeelenuit een algemeen
staatkundig oogpunt daaraan verbonden.
Ten einde de voorgenomen sluiting van een deel der Atjehsche
kust in wettigen vorm te doen geschieden en overtreding van het
uit te vaardigen verbod van in- en uitvoer strafbaar te stellen, werd
reeds bij ordonnantie van 30 Juli 1884 bepaald dat, zoodra en voor
zoo langen tijd als de gouverneur van Atjeh zulks noodig achtte,
alle in- en uitvoer in de door dien gouverneur aangewezen staatjes van
zijn gewest verboden wasterwijl overtreding van dat verbod be
dreigd werd met verbeurdverklaring der aangehaalde goederen en
met geldboete.
De noodige bevelen werden gegeven om, ter handhaving van den
sluitingsmaatregel, zoo spoedig mogelijk eene sterke scheepsmacht in
de wateren van Atjeh te verzamelen, terwijl tijdig uit Nederland
zooveel personeel naar Indië werd gezonden als vereischt werd om
die scheepsmacht behoorlijk te bemannen.
De kapitein ter zee C. H. Bogaertwerd aangewezen als „divisie-
„commaudant der maritieme middelen in de wateren van Atjeh en
„Onderhoorigheden",en in het geheel werden voor de blokkade bestemd
a. van het Auxiliair eskader
de schroefstoomschepen 1e kl. Koningin Emma der Nederlanden (luit.
ter zee lc kl. R. C. A. L. Jansen van Afferden), vlaggeschip
van den divisiecommandant, en Leeuwarden (kapt. ter zee H. J.
van Bioekhuijzen);
b. van de Indische militaire marine
het raderstoomschip 2e kl. Bromo (kapt,-luit. ter zee J. Pi Me rei er),
3° kl. Ban ka J. Gr. J. S p an j aa r d),
3°kl. Borneo P. J. Zaal),
„schroefstoomschip 4° kl. Pontianak (luit. ter zee l6 kl. P. M. W. F.
Kraai j en hoff van de Leur),