504
landschappen, waarin hun de aanleiding tot dien maatregel werd
duidelijk gemaakt.
Deze proclamatie is van den volgenden inhoud
Bij Gouvernements besluit dd. 13 Aug. 1884, N°.
5 c/n, is door de Regeering uitgevaardigd de navolgende proclamatie
Dit geschrift, komende van Z. E. den Gouverneur-Generaal O.
"V a n Ree s, die in naam vau den Koning der Nederlanden het
hoogste gezag voert in N e d. - I n d i wordt door de hulp van den
Beheerscher des Heelals gericht tot de Inlandsche Vorsten en Groo-
ten en tot de bevolking, gezeten in de onderhoorigheden van het
Gouvernement van Atjeh, om hun op ernstige wijze het navolgen
de voor te houden:
Toen na do veroveiing van den Kraton te K o t a Radja het
oppergezag in Atjeh op Nederland was overgegaan en de
bestuurders (hoeloebalangs) van de aan zee gelegen onderhoorigheden
zich aan dat gezag bij plechtige en op den Koran bezworen acte
hebben onderworpen, alzoo de souvereinitiet van Nederland
erkennende, was het oogenblik daar om de treurige gevolgen van
den gevoerden strijd te doen plaats maken voor rust en orde en voor
het bevorderen en ontwikkelen van de welvaart des lands.
Maar, zoo het Gouvernement van Neder landsch-Indië geen
ander doel heeft gehad dan om met het volk van Atjeh in vrede
te leven, zonder zich met de huishoudelijke aangelegenheden der
Atjehers in te laten, dat doel werd en wordt nog tegengewerkt door
lieden, die, blind voor den Allerhoogste, die overal op aarde rust en
vrede verlangt, door heerschzuchtige plannen gedreven worden om
een gedeelte des lands in beroering te houden, aldus opstaande tegen
het Nederlandsch gezag en zelf hun eigen landgenooten niet sparende.
Nog steeds duurt het gewapend verzet in G r o o t - A t j e h voort,
niettegenstaande elke poging daartoe door de Nederlandsche krijgsmacht,
wordt bedwongen en telkens dood en verderf gebracht wordt onder de
dwaze aanvallers, die, als roovers onze posten en transporten beschieten,
doch er nooit in zullen slagen ons een enkelen stap terug te dringen.
Yanwaar dat voortdurend verzet in Groot-Atjeh, waarvan de
bevolking te gering in aantal, te arm in vuurwapenen, munitie en
geld is om den opstand tegen het Nederlandsch gezag vol te houden?