506 dien maatregel, welke hoofdzakelijk strekt om hun schuldige onder- hoorigen te straffen en tot gehoorzaamheid te dwingen, spoedig te doen vervallen, waarbij zij indachtig mogen zijn, dat zij later bij den Allerhoogste verantwoording zullen moeten afleggen over de wijze, waarop zij hun land en hun volk hebben bestuurd. Gegeven te Buitenzorg, den 19en Augustus 1884. Reeds in de laatste dagen van Augustus werd een gedeelte der kust van Groot-Atjeh, nl. van den mond der Atjeh-rivier tot Lampanas, voor allen in- en uitvoer gesloten, ten einde te voorkomen dat de vijandelijke benden, die onder Toekoe di Tirou in de XXVI Moekim aanwezig waren, over zee van oorlogsbehoeften en levensmiddelen werden voorzien. Toen de maritieme middelen zulks toelieten, werd, met ingang van 20 September 1884, de blokkade afgekondigd voor de volgende landschappen, van de noordelijke grens van Panga ter Westkust tot aan de Koeala Olim ter Noordkust: 1°. Westkust van Atjeh, van Zuid naar Noord: Kroeng Sabil of Ketapan Pasir.Tjellang, Rigas, Patih, Lagen, Telok Gloempang en Ranoi, Telok Kroet met BabaNipah. 2°. Zuidelijke nederzettingen van Groot-Atjeh: Koeala Tjarakmon, Noh, Baba Awih, Djenamprong, Koeala Oenga, Koeala Lembesoi, Daja, Kloewang, Loöng, Lepong. 3°. De geheele kust van Groot-Atjeh, met uitzondering van Olehleh 4°. Noord- en Oostkust van Atjeh: Pedir, Gighen, Ajer Laboe, Endjoeng, PanteiRadja en M e r d o e. Weinige dagen later werd ook de vischvangst in deze geblokkeerde streken verboden, behalve voor Rigas, Patih, Lagen, Telok Gloempang en Telok Kroet op de Westkust, het strandgebied tusschen Koeala Pan tj oer en Ko t a P oh a m a in Gr o o t-A tj eh en P e d ir op de Noordkust. Hiertoe werd bij wijze van politiemaatregel overgegaan, omdat gebleken was dat de vijandiggezinden in Gr o o t -

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 531