509 1884 af, en volgens mededeeliug van Toekoe Moeda Daoed, het hoofd van Selimoen, stelde de vijandelijke partij zulks aan de bevolking voor als eene gerechte straf des hemelsomdat de Toekoe zich niet bij haar had aangesloten en nog betrekkingen met de Hollanders onderhield. Aldus werden steeds pogingen aangewend om de goedgezinde bevolking van ons te vervreemdenin het laatst van September schreef Toekoe Imam Longbattah brieven aan de verschillende aan ons gezag gunstig gezinde hoofden om deze tot eene persoonlijke ontmoeting met hem uit te noodigen. De brug over de S ab an gbij Lin gam werd den 2bcn September die bij Lam ilir, in den weg tusschen Tjot BasatoelenGlé Kambing, den daarop volgenden dag geheel onbruikbaar gemaakt' eene poging, om ook de brug bij Longi te vernielen werd door den Imam van Sibrew verhinderd. Den 4en October maakte de vijand van de heerschende droogte en den feilen wind gebruikom den rand van de tegenover onze versterking te Samahaui gelegen kampong Lepong in brand te steken. Het vuur breidde zich snel over de sawahvlakte uit, en weldra werd genoemde versterking ernstig bedreigd. Veel inspanning kostte het den commandantden 1e" luitenant A. W. GijsbertiHodenpijl, om met een deel der bezetting en de beschikbare dwangarbeiders het vuur van de sterkte verwijderd te houden. De vijand onderhield een levendig geweervuur uit den rand van de kampong Lepong, waardoor een Europeesch soldaat sneuvelde twee Europeesche soldaten en een dwangarbeider kregen brandwonden, een Europeaan en een dwangarbeider werden door randjoe's gekwetst. Voor zoover de asch en de rook het uitzicht niet belemmerdenwerd 's vijands vuur met geweer- en geschutvuur uit de versterking beantwoord, eindelijk toen de braiid gebluscht was, trokken onze tegenstanders af. Toen berichten waren ontvangen dat Toe koe Oemar zich met een zeer groot aantal gewapenden in de VI Moekim nabij Djempit en Ketapan Doewa vertoonde, rukten den 18™ October twee mobiele colonnes van het 3e en 10e bataljon infanterierespectievelijk 150 en 75 man sterkmet eene sectie bergartillerie uit K o t a R a d j a met last den vijand aan te tasten en, zoo mogelijk, westwaarts te

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 534