510
verdrijven. Twee colonnes, elk ter sterkte van 100 man infanterie
rukten inmiddels van Olehleh en Boe kit Seboen op naar den
Glé Poe toes en naar den rand van de sawah ten Oosten van
Lamhassan, ten einde den vijandwanneer die door eerstgenoemde
colonnes werd opgejaagd, tusschen twee vuren te brengen. Het
geheel stond onder de bevelen van den luitenant-kolonel H. K. F.
van Teijn.
De operatie liep evenwel nagenoeg vruchteloos af, daar de vijand
zich slechts in gering aantal op de heuvels vertoonde en na een paar
salvo's onzer troepen verdween.
Eenige dagen later (25 October) rukten onze troepen opnieuw
uit, om zich meester te maken van het terrein, waarop de nieuwe ver
sterking Tjot-Iri moest worden opgericht, maar waar de vijand zich
goed versterkt had. De daarvoor bestemde colonnes, bestaande uit 2
compagnieën infanterie, eene sectie artillerie en het detachement
genietioepen, verraste den vijand in zijne stellingen en wierp hem
oen hij kwam opzetten, met kracht terug. De onzen bleven alzoo
meester van het terrein, ten koste van 5 gewonden, allen mindere
militairen. Naar vernomen werd, bedroegen 's vijands verliezen,
omstreeks 40 dooden en gewonden.
De troepen betrokken des nachts het bivak te Lam t jot, en her
haalden zulks ook de volgende etmalen tot den 6en November, toen
de verstei king te Tjot-Iri in voldoend weerbaren staat gebracht en
met geschut bewapend was. De colonne werd hier telkens door
veispreide vijanden beschoten en bekwam hierdoor nog zes gewonden,
waaronder de 2e luitenant H. G. van Resteren.
Na de oprichting van de versterking bleven de vijandelijke schutters
hun bedrijf voortzetten, zoowel tegen de troepen, die den omtrek van
de versterking schoon kapten als tegen den post zeiven, zonder de
onzen echter verder nadeel toe te brengen. Dok de werkzaamheden
aan de nieuwe versterking te Si roe n werden af en toe door den
vijand verontrust. Ter bestraffing werden de kampongs, naar de zijde
vaii Boengtjala gelegen, den 15en November door het werpen van
granaten uit de omliggende versterkingen verontrust.
De vijandelijke- bende, die zich in de IV en VI Moekim ophield
en waartegen den 18en October vruchteloos was geageerd, gaf intusschen,