513
noodig werd. Den len Januari kregen wij 2 gesneuvelden (i° luite
nant E. L. Kerrebijn en 1 mindere), en 9 gewonden (lc luitenant
J. M. L. Bellaard en S minderen). Den 6cn werden 8 minderen
gewond, waaronder zes door randjoes. De vijand, die ook door
het geschutvuur van Lam bar oe en Anak Galoeëng op die
dagen zeer aanzienlijke verliezen leed, werd telkens teruggeslagen.
Nadat de Gouverneur zich den 12en Januari naar Anak Ga
loeëng begeven had, werden, den volgenden dag, de verschillende
posten voorbij die plaats (Djerir, Indrapoeri, Glé Kambing,
Long Lemoh, Tjot Basatoel, Samahani en Lepong
Ara) ontruimd. De transporten en dekkingstroepen werden vooral
bij Lepong Ara en Rahat beschoten, doch de geheele beweging
werd gezegd „vrij bevredigend" te zijn afgeloopen. Het verlies aan
onze zijde bedroeg: 1 minder militair gesneuveld, de le luitenant
der infanterie G. F. Soeters en 12 minderen gewond. Omtrent de
verliezen des vijands bij de geleverde gevechten wrerd alleen bekend
dat twee zijner aanvoerders, waaronder Toekoe Brahim van d
Y Moekim Montassik, gekwetst waren. (1)
(1) In een nader rapport, den 3len Januari 1885 ingediend, schreef de Gouver
neur Demmeni aan de Indische Regeering, dat de opheffing der bovengenoemde
posten op „zeer voorspoedige wijze afgeloopen was."
„Yoor een groot deel"zoo schreef hij „moet deze gunstige uitslag worden
toegeschreven aan de onzijdige houding, door de bevolking van Indrapoeri en
de YII Moekim Baid aangenomen, in welke hoeloebalangschappen slechts een zeer
klein deel der inwoners, voornamelijk door vrees gedreven, de partij van Toekoe
di Tirou aanhangt. Dientengevolge konden de talrijke transporten en troepenbe
wegingen plaats hebben, zonder op alle punten verontrust te worden slechts op
enkele punten hadden nu de vijandelijke benden kunnen stelling nemen tot beschie
ting van de transporten en de dekkingstroepen....
„Als men in aanmerking neemt, dat op den lSen dezer tussclien Djerir en Anak
Galoeëng eene macht van cc. 2000 menschen was ontwikkeld en dat de transporten
en troepenbewegingen gedurende acht uren onafgebroken moesten plaats vinden, dan
mogen de geringe verliezen, door ons geleden, de uitspraak wettigen, dat de houding-
der bevolking zeer bevredigend is geweest...
...„De macht der vijandelijke partij,, voor zoover die blijkt uit de krachtsontwik
keling der voornamelijk uit Pedireezen samengestelde benden is zeker niet toene
mend... Zeker is het, dat de vjjand, door het niet verontrusten van den arbeid aan
de nieuwe stelling een doorslaand bewijs zijner onmacht levert"...
Toch hoort men nog altijd de bewering, dat de „geheele bevolking" van Atjeh ons
zoo haat en uit vaderlandsliefde tegen ons strijdt!!