514
Den volgenden dag (14 Januari 1885) werd Panteh Ka rang
ontruimd, terwijl tegelijkertijd tot verzekering van den weg tusschen
Anak Galoeëng en Lambaroe eene tijdelijke versterking nabij
Boekloe werd opgericht. Ook dezen dag werden de onzen door
den vijaud bestookt, zoodat wij 1 doode en 6 gewonden bekwamen.
De Gouverneur keerde den 17cn Januari naar Kota Radja
terug; bij den marsch werd de l6 luitenant der infanterie G. F. van
Mul ken gewond.
Yooraf had hij den 15en last gegeven, dat nu en dan colonnes
van Lambaroe en Senelop zouden uitrukken, om den vijand
van den rechteroever der rivier te verdrijven en zijne daar opge
worpen versterkingen te slechten.
Eene colonne van Lambaroe, den 20en tengevolge van dezen
last uitgerukt, kwam daarbij vrij ernstig in gevecht en bekwam 6
gewonden; de vijand werd bij die gelegenheid echter overal ver
dreven en liet 2 dooden achter in zijne loopgraven, die geheel ge
slecht werden. Na dezen datum werden onze transporten tusschen
Anak Galoeëng en Lambaroe nog wel bijna dagelijks uit de
verte beschoten, maar bepaalde aanvallen op die transporten hadden
niet meer plaats.
De werkzaamheden in het zuidelijk deel der nieuwe stelling wer
den inmiddels niet verontrustdoch in de IY Moekim had zich,
onder Toe koe Oemar, eene sterke bende verzameld die, naar
vernomen werd, het plan had, den 20on Januari het transport naar
Kroeng Raba aan te vallen en intusschen zooveel schrik onder
de bevolking verspreidde, dat deze uit hare kampongs vluchtte.
Het 3° bataljon infanterie rukte, in verband met een en ander,
op genoemden datum van Kota Radja uit en noopte den vijand
tot eene overhaaste vlucht, met achterlating zijnet levensmiddelen.
Aan onze zijde werden bij die gelegenheid vier' mindere militairen
gewond. Toen het bleek dat Toekoe Oemar en de zijnen de
IV Moekim verlaten hadden, keerde de bevolking terug.
Maar het duurde niet lang, of de vijandelijke benden vertoonden
zich hier opnieuw, nog versterkt door andere, onder aanvoering van
Toe koe Hoesin Longbattah en Imam Hab.
Het was derhalve opnieuw noodig hen te verdrijven, ook omdat