-- 521 - in de XXII Moekim belangrijke verandering ten goede, zoodat ver laten kampongs weder bevolkt en op verschillende plaatsen weder passars opgericht werden, maar ook verschillende hoofden, door de vijandige partij gedwongen om onze zijde te verlaten, lieten zich door Toekoe Moeda Baid overhalen om zich opnieuw te onderwerpen. Onder de eersten, die hiertoe overgingen, behoorden de bovenge noemde imam van Si brew, de imam van Lamleuh en Toe koe Ali Lepong uit de VII Moekim; kort daarop (2 December 1884) maakten alle hoofden van de III Moekim Kerk oen. met uitzon dering van Toe koe Sjech, die nog niet teruggekeerd was (I. M. T. 1887, I, blz. 442), hunne opwachting bij den Gouverneur, en den. 11™ d. a v. sloot zich ook Toekoe Tjoet Mohamad, die in het jaar 1884 eene belangrijke rol onder de hoofden der vijandelijke benden in de XXII Moekim had gespeeld, weder bij ons aan. Den 29en December gaf deze Toekoe het bewijs van de oprechtheid zijner bedoelingen, door met Toekoe Ali Lepong en het hoofd van Anak Glé, onder geleide van Toekoe Moeda Baid, naar Kot.a Radja te komen en daar de geweren in te leveren (5 achterlaad- en 10 tromplaadgeweren) welke nog in zijn bezit waren. Vooral nu wij, door het innemen der geconcentreerde stelling, afzagen van het rechtstreeksch bestuur over dë bevolking buiten de de linie, was het voor ons van belang dat deze bevolking weder werd gesteld onder- hare wettige hoofden. Vermoedelijk tengevolge van deze overweging besloot de Indische Regeering, ook aan den vroe- geren hoeloebalang der IV Moekim, Toekoe Tjoet Bantah, en zijn broeder Toekoe Mach m oed, - die in Juni 1883 verbannen waren (I. M. T. 1887, I, blz. 519), den terugkeer naar Atjeh te vergunnen. Eerstgenoemde kwam den 30°" Januari te Olehleh aan en hield daar voorloopig verblijf. De hoofden van dit landschap kwamen den len Februari naar Kota Radja, om den Gouverneur hunne dankbaarheid te betuigen voor de terugkomst van hunnen hoeloebalang. Den 12™ Februari, toen onze post te Boekit Seboen werd opgeheven, betrok Toekoe Tjoet Bantah de niet meer voor ons noodige gebouwenziine installatie als hoeloebalang had eerst den 10en Maart plaats, omdat de kedjoeroeau van Loöng, Sitia

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 546