523
6. VII Moekim van de sagi der XXII Moekim, voor zoover
zij binnen de postenlinie vallen
7. Lamreng (XXVI Moekim);
8. III Moekim Oleh-Karang;
9. III Moekim Kajoe Adang of Lamgoegoeb (XXYI
Moekim);
10. het eiland Waij.
Dit eiland, waar reeds in 1877 de Nederlandsche vlag geheschen
was zie onze Beschrijving van den Atjeli-oorlogIII, blz. 144
trok in 1884 opnieuw de aandacht, toen door particulieren aan
vragen waren gedaan om aldaar terreinen te bekomen, o. a. voor de
oprichting van steenkolendepots. Yan dit plan schijnt echter niets
gekomen te zijn.
De kolonel Demmeni, die het eiland in Augustus 1884 bezocht,
vond de schaarsche bevolking van Poeloe Waij zeer goedgezind
en stelde het plaatselijk hoofd Toekoe Xja Daoed aan tot bezol
digd vertegenwoordiger van het. Gouvernement.
Gelijk wij boven mededeelden, was, tegelijk met het besluit tot inkrim
ping onzer militaire stelling in Groot-Atjeh, bepaald dat onze be
moeiingen met de „Onderhoorigheden" zooveel mogelijk zouden worden
beperkt. Dientengevolge werd de post te Samalanga reeds den
24en September 1884, die te Telok Semawé den llen November
d. a. v. opgeheven. Bezwaar werd bij den afbraak der posten en
bij het vertrek der garnizoenen niet ondervonden; integendeel werd,
in het bijzonder voor Samalanga, de houding der hoofden „on
berispelijk" genoemd.
Ook de post te Malaboeh was aanvankelijk bestemd te vervallen,
maar op dit plan werd later teruggekomen omdat de hoofden aldaar
niet sterk genoeg waren om zich te kunnen staande houden bij even-
tueele aanvallen van de zijde van Ten om. Alzoo werd hier alleen
het civiel établissement opgeheven; te Malaboeh en te S e g 1 i wer
den de postcommandanten met de uitoefening van het burgerlijk gezag
belast. Behalve op deze twee plaatsen bleef nu alleen, in de Onder
hoorigheden, een militaire post gevestigd te Edi, waar voor het
burgerlijk bestuur een controleur was geplaatst.