545 8°. Is de onder 7 genoemde wijze van verdeeling der strijdkrach ten bij de verdediging slecht, nog veel slechter is zij bij den aanval. De bevelhebber, die zich daaraan schuldig maakt, geeft bljjk van zelf niet te weten op welk punt der vijandelijke stelling hij wil aanvallen, d. i. dus welk punt hij het zwakst acht. Er kan slechts één zulk een zwak punt zijn of ook meerdere; in het eerste geval is er geen keus, in het tweede weifele men niet lang maar doe eene keus en gebruike tegen het gekozen punt zijne grootste kracht. 9 „Die omtrekt, wordt omtrokken" leerde reeds aartshertog Karei. Eene omtrekking, die zonder gevaar zal zijn, vooronderstelt daarom een zeker overwicht in sterkte. Maar bij vredesmanoeu vres tracht men zooveel mogelijk alle troepen van de oefening te doen profiteeren en daar men bij een groote overmacht aan ééne zijde een deel der troepen nagenoeg werkeloos zou moeten doen blijven, blijft zulk een geval, bij eene manoeuvre, uit economische overwegingen beter achterwege. Gewoonlijk is daarom de meest gerechtvaardigde aanvalswijze de „omvatting" met een gelijktijdigen sterken druk in front tegen den te omvatten vleugel, of hoogstens een „flankaanval op niet te grooten afstand (binnen geweerschots afstand). Het kwam mij dikwijls voor dat onbeslistheid en aarzeling bij aanvallende evolutiën, waarbij tegen een der vijandelijke flanken werd geageerd, dikwijls voortsproten uit de onvoldoend heldere voorstelling, die men had van de verschillende graden waarin men die evolutiën kan toepassen. Deze graden, nl. de omvattingde flankaanval en de owitvokkingworden daarom hieronder met een kort woord gekarakteriseerd. De omvatting kenmerkt zich daardoor, dat de aanvallende vleugel, die hierbij slechts weinig voorbij den tegenoverstaande des vijands reikt, een stompen hoek maakt met de linie der in front ageerende macht en met deze nauw verbonden blijft. Zij heeft ten doel door een gedeeltelijk succes tegenover een zwak punt der vijandelijke stelling, diens geheele kracht te schokken en een aanvang te maken met eene, nog indirecte, bedreiging zijner verbindingen. Tot de omvatting moet men zich steeds beperken, wan--

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 570