558 en Ulundi, was in den aanvang van den Zoeloe-oorlog de 8c colonne onder kolonel Glyn, gestationneerd te Helpmakaar en Rorke's Drift. Hare basis was Durban, waarmede zij gemeenschap hield langs de lijn Helpmakaar, Greytown, Maritzburg, Durban. Van Durban tot Greytown lag deze weg op een aanzienlijken afstand van de grenzen, de bedreigde Hank werd gedekt door de 1' colonne aan de Beneden-Tugela, de 2e colonne aan de Middle Drift en de grensbewaking langs de Tugela. Boven Greytown na derde deze weg echter de Zoeloe-grens en liep op een afstand van S—10 mijlen hieraan evenwijdig tot Helpmakaar. Tusschen deze beide plaatsen was hij over eene lengte van 60 mijlen aan vijande lijke aanvallen blootgesteld. Door het eigenaardig karakter van den oorlog was het op dat tijdstip onmogelijk eenig bericht van de be wegingen der Zoeloe's te verkrijgen, zoodat het hun steeds mogelijk was een „impi" bijeen te brengen en de rivier over te trekken, vóór wij omtrent hunne bedoelingen konden zijn ingelicht. Aan vankelijk werd dit gevaar niet geteld. De herinnering aan den „Old „Colony War" verlokte een ieder den vijand gering te schatten en het denkbeeld, dat hij offensief zou optreden, werd als onmogelijk verworpen. Hij deed dan ook niets om ons deze illusie te ontnemen. Dientengevolge bewogen zich, zonder eenige vrees van verontrust te worden, langs dezen weg voortdurend transporten zonder dekking, enkele compagnieën infanterie en kleinere troepen van allerlei aard. Doch de berichten uit Isandhlwana (waar een kamp der Engelschen door de Zoeloe's was overrompeld) brachten hierin op eens veran dering en deden een ieder het dreigend gevaar inzien. Te Um- singa bevond zich een transport van 35 wagens, o. a. beladen met de reserve-munitie der colonne en slechts gedekt door 24 man. Blootgesteld aan een, toen door een ieder mogelijk geachten aanval, sloeg den Iulandschen drijvers de schrik om het harthet transport kon niet verder en hadden de Zoeloe's ook maar eenige doortastendheid betoond, dan was het verlies dezer munitie, na de verovering van het kamp te Isandhlwana meer dan ooit noodig voor de veiligheid der colonne, noodwendig gevolgd. Dertig mijlen verder aan de Mooi- (1) Door „impi" verstaat men een 'bende Zoeloe's, die zich tot den strijd gereed maakt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 583