562
komen, door zich hier op te lossen oni zich elders weder uiterst ge
makkelijk te hereenigen.
Beschouwen wij den toestand van Lord Chelmsford, toen hij op
marsch was naar Liundi. Dag aan dag verstreek zonder dat eenigo
belangrijke macht des vijands was te bespeuren, de troepen rukten
voorwaarts, doch het land dat zij doortrokken, uitgezonderd wellicht
het gedeelte in de onmiddellijke nabijheid van de langs de communi
catielijn opgeworpen versterkte posten, viel terstond weder in han
den des vijands. Het is waar dat langs de marschlijn groote schade
was aangericht aan de vijandelijke kralen en den oogst, doch dit was
lang niet voldoende om den strijd te beslissen.
Het land stelselmatig te verwoesten, zou veel geld en veel tijd
gekost hebben. Zelfs de vernieling van de koningskraal te Ulundi
zoude slechts een voorbijgaanden indruk op het volk gemaakt hebben.
En toch, voor men de Umvaloosi bereikt had, heerschte in het leger
de meening dat daar geen slag zoude geleverd worden, en zonder ge
vecht bestond er geen gelegenheid de zaak tot een goed einde te brengen.
Doch als onze krijgskunde faalt, komt gelukkig een moreele eigen
schap van den vijand ons te hulp, en wel de bij hem bestaande nei
ging om den in zijn land binnendringenden vreemdeling aan te vallen
en te bevechten.
Schuif eene colonne het land des vijands in, verbitter hem zoo
noodig door zijne huizen te verbranden, zijne dorpen te verwoesten,
zijn vee weg te halen en een gevecht zal niet uitblijven.
Mislukt de poging om den vijand tot een gevecht uit te lokken,
dan zoude dit bijna als bewijs kunnen dienen dat de oorlog niet
noodzakelijk was. Toegestemd dat de vijand het in zijne macht heeft
eene beslissende ontmoeting te ontwijken, zal hij toch eenigen tegen
stand bieden en hierdoor is de halve zaak reeds gewonnen. Zijn
zooveel mogelijk onze maatregelen genomen om het succes te ver
zekeren, en is de vijand ook in het open veld verslagen, dan zal in
de meeste gevallen of de taak zijn geëindigd of voor het grootste
gedeelte volbracht.
Reeds bij het begin van den strijd zien wij terstond het groote
ouderscheid tusschen oorlog met een beschaafd en dien met een on
beschaafd volk.