572 Ten eerste dient in het oog te worden gehouden dat Inlanders zich bijna tweemaal zoo snel kunnen bewegen als onze infanterie, en dat het maar zelden mogelijk is hunne verblijfplaats te ontdekken of zich inlichtingen te verschaffen omtrent hunne voornemens, voordat deze somtijds reeds tot een begin van uitvoering zijn gekomen. Wil men een grensgebied van ongeveer 150 mijlen lengte be schermen tegen een mogelijken inval van 20 a 30000 man, zoo dringen zich twee-hoofddenkbeelden naar den voorgrond. Ten eerste kan men eene macht, sterk genoegom zulk een vijand het hoofd te bieden, in eenig daartoe geschikt punt bijeenhouden, gereed om op het eerste bericht toe te snellen. In dit geval is het den vijand echter steeds mogelijk buiten den onveiligen kring te blijven. Ten tweede kunnen langs de te bewaken lijn in versterkte plaatsen detachementen geplaatst worden, ieder voldoende om kleine afdee- lingen van den vijand te wederstaan, doch geen van allen in staat, diens hoofdmacht in het open veld met succes te bestrijden. Het is duidelijk dat in beide gevallen het den vijand, als hij het gevaar dat zijn eigen land bedreigtniet teltmogelijk is een inval te doen onder voor hem redelijk gunstige omstandigheden. Landbouwers en dergelijke lieden loopen steeds eenig gevaar te worden beroofd of uitgeplunderd, tenzij het mogelijk is op den vijand zekere pressie uit te oefenen, waardoor hij van een tegeu-inval wordt afgehouden. Doch al is het hopeloos de grensbewoners geheel te vrijwaren tegen strooptochten, zou toch een geheele afwezigheid van troepen voor den vijand, als het ware eene uitnoodiging zijn, zulke tochten te ondernemen. Infanterie is voor dezen dienst van weinig nut doch beter is het langs de grenslijn, op afstanden niet grooter dan twintig mijlen, zoo sterk mogelijke cavaleriedetachementen te plaatsen. Deze zullen er wel niet immer in slagen den vijand tijdig te bereiken, doch een paar gelukkige charges zullen hem ongetwijfeld eenigen eerbied voor onze macht inboezemen. Minstens kunnen die detachementen hem beletten veel buit mee te slepen en mocht de vijand de hand slaan aan vee of andere, een snelle terugtocht belemmerende prooi, dan moeten zij de zekerheid hebben hem te zullen inhalen voor hij een goed heenkomen vond.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 597