46
Britsche troepen gehard, gehoorzaam en dapper zijn en dat zij door
aangeboren lust in sports van allerlei aard tal van eigenschappen ont
wikkelen, welke vooral in de Indische oorlogvoering van zooveel
gewicht zijn, als: snellen blik op het terrein, besluitvaardigheid,
zelfvertrouwen, goed schieten en de geschiktheid, zich overal en spoedig
zelf te kunnen, helpen.
Wat de discipline betreft, heb ik geen enkel voorbeeld van in
subordinatie of dienstweigering gezien, ofschoon deze wel voorkomen.
De krijgstucht is goed maar openbaart zich in het algemeen in
weiwillenden vormde straffen zijn minder zwaar, dan b. v. in ons
leger; de bevelen worden kort maar steeds zonder norschheid ge
geven; de mindere gehoorzaamt maar spreidt niet zoozeer eene over
dreven mate van gedienstigheid of gedweeheid ten toon. In deze
meer heusche verhouding tusschen meerdere en mindere, die trouwens
aan de opvolging van bevelen niet het minste schaadt, spiegelt zich,
naar den indruk dien ik ervan kreeg, de verhouding tusschen men-
schen van verschillenden stand in de Engelsche maatschappij af.
De officieren en minderen waren onderling aan elkander gehecht,
stelden belang en vertrouwen in elkander. Ik geloof niet, dat het
Britsche leger een strengeren, harderen vorm van tucht noodig heeft.
Maar men vergete niet, dat officieren en soldaten allen landskinderen
zijn, door een zeer groot verschil in stand, beschaving en opvoeding
onderscheiden. Ieder mindere ziet in ieder officier een landgenoot,
die in alle opzichten boven hem staat en dien hij dus van nature
gehoorzaamtook voor de vervulling der onderofficiersbetrekkingen
vindt men een ruim aantal personen van voldoende beschaving.
Daarbij zijn de onderofficieren en manschappen van dezelfde land
streek steeds in hetzelfde korps vereenigd en blijven daarin voor
goed, terwijl ook de officieren grootendeels onafgebroken in hetzelfde
bataljon of regiment doordienen.
Schoon de Britsche troepen weinig élan en levendigheid aan den
dag leggen, verzekerden mij de officieren, dat zij in omstandigheden
van tegenspoed en groot gevaar de uiterste volharding bezitten;
trouwens de laatste oorlogen in Afghanistan, Zuid-Afrika en Egypte
zijn daar om te bewijzen, dat het hun niet aan eene groote mate
van moed en volharding ontbreekt.