578 Valt de vijand niet aan, maar blijft hij toch in de buurt, dan moet versterking worden gevraagd om hem te kunnen verdrijven. Marschvorm. Is nu alles in gereedheid voor den intocht in 's vijands land, dan dient een marschvorm te worden bepaald waardoor een onverwachte aanval op het transport zooveel mogelijk voorkomen wordt. Evenals bij alle oorlogshandelingen kunnen ook hier geen regels gegeven worden, die op alle gevallen toepasselijk zijn. De omstandigheden, waaronder de colonne van Lord Chelmsford het land der Zoeloe's binnentrok, hebben veel overeenkomst met die welke in oorlogen, zooals hier beschouwd worden, dikwerf zullen voor komen. Een groote transporttrein moest een vijandelijk land binnen rukken, waarvan slechts weinig bekend was. De vijand was talrijk en dapper en had het voordeel zich snel te kunnen bewegen en niet gebonden te zijn aan eenige basis of communicatielijn. Noch zijn verblijfplaats, noch zijne bewegingen waren bekend, zoodat de colonne een marschvorm moest aannemendie een spoedigen overgang in een verdedigenden gevechtsvorm toeliet. Schrijver dezes behoorde tot de vliegende colonne onder commando van Sir Evelyn Wood. De volgende marschdispositie werd vastgesteld. De colonne bestond uit drie bataljons infanterie, twee batterijen artillerie, een compagnie genietroepen ongeveer 500 ruiters be nevens eenige ongeregelde Inlandsche troepen. Met uitzondering van deze laatsten gaf dit eene sterkte van 3000 man. Het transport bestond uit 250 ossenwagens en ongeveer 100 voertuigen van ver schillenden aard. Iedere ossenwagen besloeg eene lengte van 25 yards (23 M. bijna), de andere voertuigen ieder 10 yards (9 M. ruim), zoodat de geheele trein, als hij in een enkele rij zonder tusschenruimten was opgesteld, een lengte had van 7250 yards (6629 M. ruim). In lien regel marcheerde men met vier tot acht wagens in front, zoodat op een goeden weg, onvermijdelijke tusschenruimten niet in rekening gebracht, de colonne een lengte had van anderhalve mijl (2414 M.).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 603