594 f. De gelegenheid open te hebben, om desverlangd ook jongelieden tot de Koninklijke Militaire Academie, doch uitsluitend voor infanterie en cavalerie, toe te laten, die in het bezit zijn van het getuigschrift, hetwelk na goed afgelegd eindexamen der gymnasia wordt uitgereikt. g. De cadetten der Koninklijke Militaire Academie, telkens na afloop van de overgangs- en eindexamens, gedurende zekeren tijd bij één of meer korpsen van het wapen, waartoe zij behooren, te detacheeren om aldaar aan practische en andere dienstverrichtingen deel te nemen en voor de cadetten der infanterie en cavalerie gemelde datacheering gedurende het geheele le studiejaar te doen plaats hebben. h. Den tijd, dien de cadetten jaarlijks buiten de Academie door brengen, ook op andere wijze aan hunne practische vorming dienst baar te maken. i. Op den bestaanden voet de gelegenheid te blijven geven, om uit de gelederen zelf officier te worden. k. Officieren, insgelijks op den tegenwoordigen voet, in staat te stellen hunne studiën aan eene hoogere inrichting van militair onder wijs voort te zetten.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 619