609 nog onbekendheid met de bepalingen van het reglement de oorzaak is, worden nog steeds pogingen in het werk gesteld, die leden te behouden. Kameraadschap, geen fiscaliteit, moet bij onze vereeniging steeds op den voorgrond staan. Het reglement is zooveel mogelijk verspreid en de redactie van het Mi litair Tijdschrift heeft reeds menigmaal met de meeste welwillendheid onze mededeelingen opgenomen; toch vergeten de meeste leden, die den militairen dienst verlaten, om hunne nieuwe woonplaatsen op te geven aan het be stuur of een der correspondententoch verzuimden tot nog toe de meeste leden aan het bestuur mede te deelen, aan wien, ingeval van overlijden, de uitkeering moet geschieden. En dit dient het bestuur, of ten minste de betrokken correspondent, toch te weten om tot directe uitkeering te kunnen overgaan. Een en ander wordt hier onder uwe aandacht gebracht, omdat ieder uwer bij voorkomende gelegenheden weer de aandacht van andere leden op de zaak kan vestigen. De mededeeling is hier nog op hare plaats, dat, ofschoon het reglement geen ander voorloopig depot dan van minstens 25 contributiën vermeldt, onze Secretaris-Penningmeester ook genegen is, dergelijke depots aan te nemen en te beheeren van slechts minstens 10 contributiën. De Officiers-Vereeniging tot onderlinge hulp van nagelaten betrekkingen is bij gouvernements besluit van 22 Mei 1887 No. 1 als rechtspersoon erkend, met goedkeuring van hare statuten. Op een daarna door het bestuur aan Z. E. den Gouverneur Generaal gericht rekest, om de vereeniging te rangschikken onder die, welker bewijzen van lidmaatschap niet gezegeld behooren te zijn, is afivijzend beschikt. Het bestuur geeft dus alleen tegen betaling van 1.50 bewijzen af, doch vermeent dat ze ten minste voor officieren in stetieven dienst in Indië onnoodig zijn, aangezien elk lid na betaling van zijne entree in het algemeene register wordt opgenomen en minstens elke drie maanden dat register met de opgaven van de correspondenten wordt vergeleken. Alvorens thans tot eene nadere beschouwing van de geldzaken der vereeniging over te gaan, vermeent het bestuur nog onder de aandacht van de leden te moeten brengen, dat reeds thans wijziging van enkele artikelen van het reglement op den duur noodig of wenschelijk is ge bleken doch dat het raadzaam wordt geachtbehoudens de hieron der nader voorgestelde wijziging van artikel 20, daartoe niet over te gaan, dan nadat nog gedurende een tweede jaar eenige ondervinding opgedaan zal zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 634