622 der YI Moekim, waar de bende tehuis behoorde, door de oorlogs schepen Bromo en Samarangen uit de posten Lamtih en Lam- d ja moe getuchtigd. Van hunoe aanwezigheid binnen de linie maakten enkele vijanden nu en dan gebruik, om ons of de bevolking afbreuk te doen; den 29en December werd te Lamjong, den 7en Januari 1886 aan de Noorderface van het hospitaal te Pantej Perak een schildwacht des nachts bekropen en gewond. In den avond van 5 Januari drongen eenige vijanden in de kampong Lam tem in, waar zij twee huizen verbrandden en eenige schoten losten. Het kampement teOlehleh en de gewapende boot in de koe al a Tjangkoel werden nu en dan beschoten den 24on December werd hierdoor een matroos gewond. In den eerstvolgenden tijd waren de vijandelijkheden van weinig beteekenisin hoofdzaak bepaalden zij zich tot het lossen van enkele schoten op onze versterkingen en treinen. In den nacht van 9 op 10 Januari werd de passar van Toekoe Moeda Baid te Lam- baroe door kwaadwilligen in brand gestoken en te gelijker tijd onze versterking aldaar beschoten. Den 3en Februari werd, nabij Lamp rit, een Chinees beroofd en vermoord; de daders bleven onbekend. Den 7e" dier maand raakte een Chineesche wangkaug, afkomstig van Penang, in de koeala Tjangkoel aan den grond en weldra werd zij beschoten door den op den zuidelijken oever aanwezigen vijand, zoodat twee der opvarenden gewond werden. Gewapende sloe pen van de Bromo en de Palembang slaagden er in, het vaartuig weder vlot te krijgen, maar bij het buiten brengen uit de koeala raakte dit opnieuw op het droge en moest het door de invallende eb, na dat de inventaris in veiligheid was gebracht, daar ten anker worden achtergelaten Des nachts werd het door den sterken vloed of door kwaadwilli gen van zijn anker losgemaakt en dreef het de lagune in, waar het ter hoogte van Sabang wederom vastraakte; den 8en poogden de gewapende sloepen nogmaals het vlot te krijgen, doch te vergeefs. De vijand weM hierbij door het vuur van de genoemde oorlogs schepen, van de landtong te Olehleh en van de posten Lamtih en Lamdjamoe voldoende in bedwang gehouden. Na verschillende

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1888 | | pagina 647