635
In September d a. v. gaf genoemde Toekoe Njn Bantah een
bewijs van zijne goede gezindheid door Toekoe Rajoet, vroeger
hoeloebalang der III Moekim 01 eh Ka r a n g en in 1876 uitgeweken,
van de Westkust waar hij sedert verblijf had gehouden af te
halen en te overreden zich weder in zijn vroeger gebied te vestigen.
Hij beloofde den Gouverneur te zullen trachten, de bevolking binnen
de linie weder hare vroegere woonplaatsen te doen innemen.
Bij de bespreking der aangelegenheden in G r o o t-A t j e h zou nu nog
melding dienen te worden gemaakt van hetgeen in de tot dat gebied
behoorende „Zuidelijke nederzettingen" voorviel. Maar daar deze
voorvallen verband houden met de gebeurtenissen op Atjeh's
Westkust, zullen wij ze liever beneden ter sprake brengen.
's Gravenhage, Februari 1888.
Slot volgt.) E. B. Kielstra.