644
kaliber, met hardlooden kogel en 4.25 Gr. buskruitlading eene 50°/o
hoogtespreiding van 0.155 M. en eene 50% breedtespreiding van 0 10M.
De totale spreidingen van den kegel van èên enkel geweer worden
gewoonlijk gelijkgesteld aan liet. viervoud der overeenkomstige 50
spreidingen, ofschoon die strooken volgens de waarschijnlijkheids
rekening slecht 99.3°/0 treffers bevatten. Worden meerdere geweren
gelijktijdig op een zelfde doel afgevuurd, dan ontstaat een spreidings
bundel, welks verticale lengte-doorsnede iu vorm overeenkomt met
den spreidingskegel van een enkel geweer, doch welks horizontale
projectie een ander aanzien heeft, wijl de bundel evenveel oorsprongs-
punten heeft, als er geweren in werking zijn.
Tengevolge van het verschil in richten en afkomen der schutters
heeft de bundel van een salvovuur veel grootere spreidingen dan de
kegel van het enkele geweer.
Op grond van talrijke proeven lieefc men aangenomen, dat de sprei
dingen van den bundel bij het salvovuur van zeer goede schutters
21 maal, en van middelmatige schutters 5 maal zoo groot zijn, als
die van den kegel van het individueele schot.
Uit het bovenstaande volgt, dat bij het salvovuur van zeer goede schut
ters de bundel eene 50% hoogtespreiding van 0.135 M. X 0.3375
M. en eene 50°/0 breedtespreiding van 0.10 M. x 2| 0.25 M. heeft.
Bij het salvovuur van 'middelmatige schutters zijn de spreidingen
tweemaal zoo groot, dus:
50°/o hoogtespreiding 0.675 M. en
50% breedtespreiding 0.50 M.
Yerder leert de waarschijnlijkheidsrekening, dat in strooken, gelijk
aan het 2, 3 en 4-voud der 50% spreidingen, respectievelijk 82.3 pet.,
95.7 pet. en 99.3 pet. treffers vallen.
Bij het salvovuur van zeer goede schutters vallen dus in een
strook van
0.3375 M. hoogte 50 pet. treffers.
0.675 82.3 pet.
1.012 95.7 pet.
1.35 99.3 pet. n
Deze strooken liggen op de schijf natuurlijk elk voor de helft aan weerszijden
yan liet punt, waar de gemiddelde baan van den bundel door de schjjf gaat.