53
goed in civielen dienst en wel bij de Geographische en Topographische
opname, by de Openbare Werken en bij het Binnenlandsch Bestuur.
Voor zoover het bestek van dit verslag het toelaat, is hiermede in
het kort een overzicht gegeven van de samenstelling van het officiers-
korps in Britsch-Indië.
Om thans terug te keeren tot de officieren der vier wapens en van
die staven en diensten, die uitsluitend daaruit worden aangevuld en
tevens bij eene beoordeeling van het korps van bijzonder gewicht
zijn, zoo moet al dadelijk worden gereleveerd, dat hunne eerste vor
ming grootendeels wordt bepaald door hunne eenheid van opleiding
en de beperking der studiën van den aspirant-officier nagenoeg uit
sluitend tot hetgeen de dienst bij zijn wapen van hem zal eischen.
De zeer gunstige indruk, dien ik van het officierskorps en van
zjjne militaire waarde gekregen heb, gaf mij de overtuiging, dat de
algemeene ontwikkeling bij de toelating tot de militaire academiën
op 17- of 18jarigen leeftijd zeer voldoende was, dat de eenheid van
verdere opleiding van groot gewicht geacht moet worden, ook door
den nauweren band, de betere samenwerking, de grootere eenstemmig
heid in denkbeelden, die door het gevoel van gelijkheid in het leven
geroepen worden, en eindelijk dat de beperking van het onderwijs
aan de academiën tot vakstudiën eer voor- dan nadeelig werkt:
de jonge officier begint dan zijne carrière niet met eene groote
dosis oppervlakkige kennis van zijn eigen wapen, van de tactiek en
techniek der andere en van nog een aantal andere wetenschappen,
welker practisch nut voor den officier zeer twijfelachtig is; maar hij
is daarentegen toegerust met eene grondige kennis van de beginselen
van zijn vak, welke hem aanvankelijk voldoende geschikt maakt voor
zijne betrekking. Thans, na de aanvaarding daarvan, zullen zijn
meerderen, zijne geheele omgeving, zijne dienstverrichtingen, in één
woord zijne geheele ondervinding, hem niet alleen tot een flink man,
maar ook tot een alleszins geschikt officier maken.
Na zijne benoeming begint dan ook voor den jongen Britschen
officier een tijdvak van vorming, geleid door de meerderen en
kameraden (trouwens ook de meerderen verdienen dien laatsten naam)
van zijn regiment, met wie hij ieder oogenblik in aanraking komt,
zoowel in dienst als in de mess en bij de sportsonder wier oogen